Horizon College
Word de beste versie van jezelf

Anatomie periode 1 HP

Anatomie en ziekteleer
1 / 134
volgende
Slide 1: Tekstslide
AnatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 134 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 13 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Anatomie en ziekteleer

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen:
Anatomie= het gaat over de bouw van het menselijk lichaam​

Fysiologie= het gaat over de werking van het menselijk lichaam​
Pathologie= ziekteleer. Er wordt gekeken naar de oorzaak van ziekte, wat de gevolgen zijn en hoe de ziekte verloopt

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boekjes
Angerenstein/Boom
Profieldeel
Thema 3--> Anatomie en ziekteleer.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sta op wanneer je:
-->denkt dat anatomie een moeilijk vak is
-->heel veel zin hebt in dit vak
-->al wat weet over anatomie 


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Studiewijzer
Teams en planning

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetsing
Samen met Persoonlijke verzorging

P1: Praktijktoets handelingen (uitleg volgt bij PV)
P3: Presentatie zorgvrager (uitleg volgt in p3)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom anatomie?

Post it: Schijf een voorbeeld op hoe anatomie jou als helpende gaat helpen om beter voor je zorgvrager (kind of ouderen) te zorgen.

Plak deze op het bord.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Jij als helpende hebt dagelijks te maken met cliënten die zorg nodig hebben. Hoe meer je weet over verschillende ziektes, hoe beter je cliënten kunt helpen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak:
Opdracht 1 uit je boek

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.Je hebt basiskennis van het functioneren van het menselijk lichaam.

2.Je hebt basiskennis van veelvoorkomende ziektes bij oudere cliënten en bij kinderen.

3.Je hebt basiskennis over het signaleren van veranderingen in de gezondheid van cliënten.

4.Je kunt signalen van veranderingen in de gezondheid van de cliënt herkennen.
Welk leerdoel lijkt jou uitdagend? 
Waarom?

Waar zie je tegenop?
Waarom?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie en ziekteleer les 2

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boekjes
Angerenstein/Boom
Profieldeel
Thema 3--> Anatomie en ziekteleer.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen
  • Terugblik vorige les
  • H 3.2 Opbouw van het lichaam
  • Opdracht 2,3,4

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Aan het eind van deze les kan
 je vertellen welke onderdelen van het lichaam betrokken zijn bij beweging

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik 
Wat betekenen de volgende begrippen:

Anatomie:
Fysiologie:
Pathologie:


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van ons lichaam
Ons lichaam is een ingewikkelde machine die uit heel veel verschillende onderdelen bestaat.

Waar bestaat ons lichaam allemaal uit?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht:
Schrijf samen met je buurman/buurvrouw op een A4tje 
 minimaal 6 verschillende onderdelen van het lichaam met de functie erachter.
Bijvoorbeeld: De huid -->functie: bied bescherming

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Lees en maak:
Opdracht 2, 3 en 4
(blz. 8, 9 en 10)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check leerdoel
Aan het eind van deze les kan
 je vertellen welke onderdelen van het lichaam betrokken zijn bij beweging.....
Vertel maar!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie en ziekteleer les 3

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen
  • Terugblik vorige les
  • H 3.3 Het skelet
  • H. 3.4 Gewrichten en functies 
  • Opdracht 5,6,7,8,9

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
Aan het eind van de les kan je:
  1. Benoemen wat de functie van het skelet is
  2. Drie verschillende gewrichten benoemen
  3. Vertellen welke aandoeningen er aan het skelet en aan de gewrichten kunnen voorkomen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik 
Welke onderdelen van ons lichaam zijn betrokken bij beweging? 
en hoe?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het skelet

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Skelet = geraamte

Bij geboorte meer dan 270 botten
Naarmate je groeit uiteindelijk 206 botten
Bij ouderen komt botontkalking/osteoporose voor.

Heb je wel eens een bot gebroken?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gewrichten en hun functies
op plaatsen waar botten elkaar raken
zorgen dat er beweging mogelijk is
worden bij elkaar gehouden door gewrichtsbanden

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beweeg eens: 
een kogelgewricht, 
een scharniergewricht 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten gewrichten

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reuma
Jicht
Artrose

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak:
Lees en maak opdracht 5, 6, 7, 8 en 9
Op blz. 10 t/m 15

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check leerdoelen:
Aan het eind van de les kan je:
Benoemen wat de functie van het skelet is
Drie verschillende gewrichten benoemen
Vertellen welke aandoeningen er aan het skelet en aan de gewrichten kunnen voorkomen

vertel maar!

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra les materiaal

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordzoeker
https://www.toll-net.be/h5p/wp-admin/admin-ajax.php?action=h5p_embed&id=5635

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie en ziekteleer les 4

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen
  • Terugblik vorige les
  • H3.5 Zenuwstelsel
  • H3.6 De zintuigen
  • Opdracht 10, 11, 12, 13

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik 
welke soorten gewrichten zijn er?

wat is de functie van het skelet?

wat is een ander woord voor skelet?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
  1. Beschrijven uit welke onderdelen het zenuwstelsel bestaat en de functie van deze onderdelen benoemen.
  2. Vertellen welke zintuigen een mens heeft.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het zenuwstelsel

Bestaat uit:
  • Het centrale zenuwstelsel
  • Het perifeer zenuwstelsel (De zenuwbanen)

Functies:
  • Impulsen verwerken van zintuigen
  • Regelt de werking van spieren/klieren

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Centrale zenuwstelsel:
  • Grote hersenen
  • Kleine hersenen
  • De hersenstam
  • Het ruggenmerg

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwbanen
Zenuwbanen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Er bestaan veel verschillende aandoeningen aan het zenuwstelsel.

Kan je er een paar benoemen?

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandoeningen aan het zenuwstelsel
Ziekte van Parkinson
Beroerte (CVA)
Epilepsie
Multiple sclerose
Dementie
Spasticiteit

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zintuigen
Ogen:                                        Zien
Oor - slakkenhuis:               Horen
Neus:                                         Ruiken
Tong:                                          Proeven
Huid:                                          Voelen (pijn/kou/hitte)
Evenwichtsorgaan:             Evenwicht

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel verwerkt de impulsen 
die afkomstig zijn van de zintuigen.

Voorbeeld:
  1. Zintuigcellen vangen lichtstralen op
    vanaf de sinaasappel.
  2. Zintuigcellen neus vangen geur op
    vanaf de sinaasappel
(Dit zijn voorbeelden van prikkels!)

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking van het zenuwstelsel
3. Onder invloed van de prikkels ontstaan
     in de zintuigcellen impulsen.

Impulsen zijn elektrische signalen die door
de zenuwbanen worden voortgeleid.

4. Impulsen worden door de zenuwbanen
     naar de hersenen geleid.

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking van het zenuwstelsel
5. Hersenen verwerken de impulsen en 
     reageren door nieuwe impulsen af
     te geven.

6. Deze impulsen worden via zenuwbanen
     naar speekselklieren en arm geleid.

Je pakt het stukje sinaasappel. 

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de antwoorden naar de juiste plek
Centraal zenuwstelsel
Zenuwen

Slide 53 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Prikkels
  • Invloeden uit het milieu op een organisme.

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 55 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maak:
Lees en maak opdracht: 10, 11, 12 en 13
op blz. 16 t/m 20

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
  1. Beschrijven uit welke onderdelen het zenuwstelsel bestaat en de functie van deze onderdelen benoemen.
  2. Vertellen welke zintuigen een mens heeft.

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Masha staat met haar fiets te wachten voor een rood stoplicht. Het stoplicht wordt groen. Masha stapt op haar fiets en steekt de weg over.

Masha ziet dat het stoplicht groen wordt. Dit is een.....
A
Prikkel
B
Impuls
C
Signaal

Slide 58 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Masha staat met haar fiets te wachten voor een rood stoplicht. Het stoplicht wordt groen. Masha stapt op haar fiets en steekt de weg over.
Bij het groen worden van het stoplicht gaat er een signaal via de zenuwen naar de hersenen. Dit signaal is een....
A
Prikkel
B
Impuls
C
Reactie

Slide 59 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 60 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe snel gaat dit allemaal?
A
Zo snel als een auto
B
Zo snel als een vliegtuig
C
Zo snel als het geluid
D
Zo snel als het licht

Slide 61 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie en ziekteleer les 5

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen
  • Terugblik vorige les
  • H3.7 Bloedsomloop, bouw en functie hart
  • H3.8 Hartslag en bloeddruk
  • Opdracht 14 en 15

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
Aan het eind van de les kan je:
  1. Aan het eind van deze les kan je het verschil uitleggen tussen de grote en kleine bloedsomloop.
  2. weet het wat de functie van het hart is
  3. kan je vertellen hoe vaak het hart klopt per minuut
  4. weet je wat de meest voorkomende problemen zijn aan het hart en de vaten.

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik 
Welke zintuigen zijn er?

Wat is de functie van het skelet?

Waar bestaat het zenuwstelsel uit?

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3.7 Bloedsomloop, bouw en functie hart
Het bloed circuleert in twee gescheiden systemen die in het hart bij elkaar komen.

  • De grote bloedsomloop (lichaamscirculatie)
  • De kleine bloedsomloop (longcirculatie)

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 67 - Video

Deze slide heeft geen instructies







kleine bloedsomloop






grote bloedsomloop
Dubbele bloedsomloop

Slide 68 - Tekstslide

Het hart zorgt ervoor dat het bloed stroomt. Het hart is een grote spier. Er zijn twee verschillende bloedsomlopen. 
- de kleine bloedsomloop 
- en de grote bloedsomloop
Bloedsomloop
  • hart pompt bloed rond
  • ophalen zuurstof
  • afgeven zuurstof 
  • kleine en grote bloedsomloop

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het hart
  • Pompfunctie
Het hart houd de bloedstroom in gang.
  • Bestaat uit 2 kamers en 2 boezems
  • Slaat tussen de 60 tot 100 slagen per minuut in rust


Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3.8 Hartslag en bloeddruk
Met de hartslag en de bloeddruk krijg je signalen over iemands gezondheidstoestand.

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hartslag in 3 fasen

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 73 - Tekstslide

Met de bloeddruk meet je de druk in de aders. Zowel een hoge bloeddruk als een lage bloeddruk kunnen een symptoom zijn voor afwijking in het menselijk lichaam. 

Bij een te hoge bloeddruk is het hart te veel belast. Dit kan leiden tot hartfalen: het hart moet harder werken dan goed is. Ook andere hartziektes, zoals ritmestoornissen en een hartinfarct kunnen het gevolg zijn van hoge bloeddruk. 

Een te lage bloeddruk is ook niet goed. De weefsels van het lichaam krijgen in dat geval niet genoeg zuurtstof en werken niet goed. Een client kan duizelig zijn of vermoeid. De bloeddruk wordt gemeten met een band om de arm van de client. Een helpende mag de bloeddruk niet op te meten. 

In het tabel kun je zien of een te hoge of lage bloeddruk hebt. 
Meest voorkomende problemen

  • aderverkalking (waardoor de aderen dichtslibben)
  • een slechter werkend hart (hartfalen)
  • hartinfarct.

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Maak opdracht 14 en 15 op blz 21 en 22

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check leerdoelen
  1. Hoe vaak slaat het hart per minuut?
  2. Wat voor soort bloedsomloop hebben wij als mens?
  3. welke problemen kom er het meeste voor aan het hart en de vaten?
  4. Wat is de functie van het hart?

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie en ziekteleer les 6

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen
  • Terugblik vorige les
  • H3.9 Ademhalingsorganen
  • H3.10 spijsvertering
  • Opdracht 16, 17, 18

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
Aan het eind van de les kan je:
  1.  uitleggen hoe de ademhaling werkt
  2. welke ziektes er het meest voorkomen aan de luchtwegen
  3. uitleggen hoe de spijsvertering werkt en welke organen hierbij betrokken zijn.

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik 
  • Hoe vaak slaat het hart per minuut?
  • Wat voor soort bloedsomloop hebben wij als mens?
  • welke problemen kom er het meeste voor aan het hart en de vaten?

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kleine bloedsomloop
grote bloedsomloop

Slide 81 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
  1. Beschrijven uit welke onderdelen het zenuwstelsel bestaat en de functie van deze onderdelen benoemen.
  2. Vertellen welke zintuigen een mens heeft.

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3.9 Ademhalingsorganen

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ademhalen

  • neus/ mondholte --> luchtpijp --> bronchiën --> longen 

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Borst en buik ademhaling

Slide 85 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 86 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
Longblaasjes
Luchtpijp
Long

Slide 88 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Problemen en aandoeningen met de ademhalingsorganen:
1. Verkoudheid met slijm en hoesten
2. Ontsteking van de luchtwegen, zoals bronchitis of longontsteking
3. COPD
4. Astma

Slide 89 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 90 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 91 - Video

Deze slide heeft geen instructies

H3.10 spijsvertering
Wat betekend spijsvertering?

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar begint de spijsvertering
A
Darm
B
Mond
C
Maag
D
Anus

Slide 93 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Bekijk het filmpje
en schrijf de stappen/organen op die betrokken zijn bij de spijsvertering

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 95 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Spijsvertering
Mond - kauwen en speeksel bewerkt voedsel
Slokdarm - verbinding mond en maag
maag - maalt het eten fijn
Darmen: 12 vingerige darm, dunne darm en dikke darm
Galsappen en alvleeskliersappen in 12-v darm gespoten
Voedingsstoffen worden opgenomen, afvalstoffen worden uitgepoept.

Slide 96 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Problemen bij de spijsvertering
Maagzuur 
zure maaginhoud vloeit terug in slokdarm

Diarree 
waterige ontlasting

Obstipatie 
harde tot geen ontlasting



Slide 97 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Maak opdracht 16, 17 en 18 
op blz. 23 t/m 27

Slide 98 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie en ziekteleer les 7

Slide 99 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen
  • Terugblik vorige les
  • H3.11 Glucoseregeling in het lichaam
  • H3.12 plaats en functie uitscheiding
  • Opdracht 19, 20, 21

Slide 100 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
Aan het eind van de les kan je:
  1.  uitleggen wat glucose is, en in welke voedingsmiddelen dit zit.

Slide 101 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik 
  • wat is astma?
  • welke organen zijn betrokken bij de spijvertering?

Slide 102 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3.11 Glucoseregeling in het lichaam
Glucose is een van de belangrijkste brandstoffen voor het lichaam. 

Glucose is een vorm van suiker en zit vooral in voedingsmiddelen die koolhydraten bevatten.

Kunnen jullie voorbeelden bedenken van voedingsmiddelen met veel glucose?

Slide 103 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Glucose wordt in de dunne darm door het bloed opgenomen. Dit gaat via een ingewikkeld (chemisch) proces.

 Bij dit chemische proces is insuline nodig. 

Een gezond lichaam maakt zelf insuline aan. Dit gebeurt in de alvleesklier, een klein orgaan links achter in de buikholte.

Slide 104 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diabetes mellitus is een aandoening waarbij de aanmaak van de insuline in het lichaam niet goed of helemaal niet werkt.

 Hierdoor kan iemand de glucose niet goed opnemen. Als de cliënt insuline inneemt (via een tablet of een injectie), kan het lichaam toch aan voldoende voedingsstoffen komen.

Slide 105 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 106 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij diabetes type 1 of type 2?

Diabetes type 1
Diabetes type 2
Zorgvrager is afhankelijk van insuline.
Deze vorm is erfelijk
Kan behandeld worden met een dieet en medicijnen.
De alvleesklier produceert te weinig insuline.

Slide 107 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

H3.12 plaats en functie uitscheiding
Afvalstoffen kwijt raken

Geeft klachten als je het niet kwijt raakt !

Slide 108 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De uitscheiding van afvalstoffen in het lichaam gebeurt door:


  1. uitademing van kooldioxide via de longen
  2. zweet via de huid en de zweetklieren
  3. urine via de nieren en de blaas
  4. ontlasting vanuit de darmen.

Slide 109 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

problemen bij uitscheiding
  1. ontstekingen van blaas en nieren
  2. verstopping of diarree
  3. ontstekingen van de longen
  4. te veel of te weinig transpireren (zweten).

Slide 110 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
2
4
3
Ademhaling
Urine / nieren
Ontlasting / darmen
Transpireren / zweten

Slide 111 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Opdracht 19, 20, 21

Slide 112 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie en ziekteleer les 8

Slide 113 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen
  • Terugblik op vorige les
  • 3.13 De huid
  • 3.14 Functie van lymfeklieren  
  • Opdrachten 22, 23

Slide 114 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik 
  • noem 4 plekken waar uitscheiding plaatsvind
  •  wat is glucose?
  • waar wordt insuline aangemaakt?
  • welke ziekte heb je wanneer je niet of weinig insuline aanmaakt?
  • welke types zijn er van deze ziekte?

Slide 115 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.13 De huid
De huid is het grootste orgaan van het lichaam en ook een heel belangrijk orgaan. 

Wanneer iemand 20% van het huidoppervlak verbrandt, dan is deze persoon in levensgevaar. bij kinderen is dit bij 10%

Slide 116 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke functies heeft de huid?

Slide 117 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 118 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.14 Functie van lymfeklieren  
Lymfeklieren zitten op veel plaatsen in het lichaam.

Je lymfeklieren in je hals kunnen opzetten na een verkoudheid

Slide 119 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vragen bij filmpje:
wat is de functie van lymfe?
waar gaat het lymfe vocht terug de bloedbaan in?
wat voor bloedcellen heeft lymfe vocht?

Slide 120 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 121 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
maak opdracht 22 en 23

Slide 122 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie en ziekteleer les 9

Slide 123 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen
  • Terugblik op vorige les
  • 3.15 Lichaamstemperatuur
  • 3.16 Ziekteleer 
  • Opdrachten 24 t/m 27

Slide 124 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik 
  • wat is de functie van de huid?
  • wat is de functie van lymfe?
  • waar zitten je lymfe? 

Slide 125 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.15 Lichaamstemperatuur
Je lichaamstempratuur is heel belangrijk.
waarom is dat denk je?

Slide 126 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is volgens jullie een gezonde lichaamstemperatuur?

Slide 127 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lichaamstemperatuur
  • Een gezonde lichaamstemperatuur ligt tussen 36 en 37,5 graden Celsius.
  • In de ochtend ligt de temperatuur iets lager dan in de avond.

Slide 128 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afwijkende temperatuur

  • Verhoging: 37.5 tot 38.0 graden.
  • Koorts: vanaf 38 graden .


Slide 129 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur opnemen
De temperatuur kan op verschillende plekken gemeten worden:
  • Via het oor: dit is het meest gebruiksvriendelijk. Cliënt heeft hier het minste last van.
  • Via de anus/rectaal : dit is heel nauwkeurig. Meest belastend voor de cliënt. Let hierbij op de cliënt altijd op zijn linkerzij ligt bij deze methode.
  • Via het voorhoofd
  • Via de mond- onnauwkeurig + 0,3 optellen
  • Onder de oksel- onnauwkeurig +0,5 optellen

Slide 130 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 131 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 132 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Thermometer reinigen
  • Vanwege de hygiëne is het belangrijk de thermometer goed te reinigen.
  • Bv met een doekje (alcohol of een mild reinigingsmiddel.
  • Niet geheel onder de kraan houden.
  • Je hebt ook speciale hoesjes.

Slide 133 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
24 t/m 27

Slide 134 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies