Horizon College
Word de beste versie van jezelf

Herhaling werkwoordspelling 3F

Herhaling werkwoordspelling
- tegenwoordige tijd
- verleden tijd 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling werkwoordspelling
- tegenwoordige tijd
- verleden tijd 

Slide 1 - Tekstslide

Hij (geloven, tt) mij niet.
A
gelooft
B
geloofd
C
geloofdt

Slide 2 - Quizvraag

Wat (vinden, tt) je van mijn nieuwe schoenen?
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 3 - Quizvraag

De jongens (ontmoeten, tt) elkaar op het voetbalveldje.
A
ontmoete
B
ontmoeten
C
ontmoette
D
ontmoetten

Slide 4 - Quizvraag

Als ik de takken (vasthouden, tt), dan kan jij ze bij elkaar binden.
A
vasthoudt
B
vasthoud

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De rechtbank besloot beide verdachten tegelijk te (berechten).

Slide 6 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Pak nu onmiddellijk je boek en (houden) je mond.

Slide 7 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Gisteren (luiden, vt) de voorspelling nog regen en storm, maar nu schijnt de zon.

Slide 8 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Thea en Bas waren zo laat vertrokken, zodat ze (vrezen, vt) te laat te komen.

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De fotograaf (vergroten, vt) vorige week de foto.

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Het (verbazen, tt) me steeds weer dat er altijd wat moois bloeit in hun tuin.

Slide 11 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Dat er ook 's winters iets in de tuin bloeit, heeft me altijd (verbazen).

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Hoewel we de tekst goed geleerd hadden, (vergissen, vt) we ons vaak.

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De jachtopziener (bespieden, tt) een roedel herten.

Slide 14 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

(raden) je vriend nu wel het juiste antwoord?

Slide 15 - Open vraag



Ik (antwoorden) graag op al jouw vragen.

Slide 16 - Open vraag


Vorige week (verbranden) de politieagenten de gevonden drugs.

Slide 17 - Open vraag


Wat (gebeuren) hier allemaal?

Slide 18 - Open vraag

Voor de lockdown (coachen) hij de junioren.

Slide 19 - Open vraag

Ik denk dat ik deze kast het allermooiste (vinden).

Slide 20 - Open vraag

(Worden) je nooit moe van al dat gezeur?

Slide 21 - Open vraag



De relschopper belooft dat hij zijn gedrag verbeterd.


A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag



Zij vinden dat ze wel een snoepje hebben verdiend.

A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag



Wie weet wat er vanavond gebeurd is?


A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag


Monica beweert dat ze snel verbrand in de zon.

A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag