Horizon College
Word de beste versie van jezelf

devoir - présent et p.c.

Bonjour, comment ça va?
As-tu passé un bon week-end?
Qu'as-tu fait?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour, comment ça va?
As-tu passé un bon week-end?
Qu'as-tu fait?

Slide 1 - Tekstslide

Zinnen maken
Is het gelukt om zinnen te maken met de nieuwe woorden?

Slide 2 - Tekstslide

Le verbe - devoir = moeten
Qu'est-ce que tu dois faire chaque jour?

Moi, je dois nettoyer la maison
je dois (et je veux) enseigner
je dois étudier
je dois manger 
je dois boire

Slide 3 - Tekstslide

Et toi, qu'est ce que tu dois faire?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Welke hulpwerkwoorden gebruik je om de passé composé te maken?

Slide 6 - Open vraag

Wordt devoir met avoir of être vervoegd in de passé composé?
A
être
B
avoir

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent devoir?
A
huiswerk
B
lopen
C
moeten
D
mogen

Slide 8 - Quizvraag

(devoir,présent) jij moet
A
tu doit
B
tu dois

Slide 9 - Quizvraag

devoir (ils, p)
A
ils doit
B
ils devent
C
il doient
D
ils doivent

Slide 10 - Quizvraag

devoir (vous, p.c)
A
vous avons dû
B
vous êtes du
C
vous avez dû
D
vous dû

Slide 11 - Quizvraag

devoir (nous, p.c)
A
nous avons dû
B
nous sommes dûs
C
vous avez dû
D
nous devions

Slide 12 - Quizvraag

(devoir, passé composé) hij heeft gemoeten
A
il a dû
B
il est dû
C
il du

Slide 13 - Quizvraag

Vervoeg:
(devoir, présent, je)

Slide 14 - Open vraag

Vervoeg:
(devoir, présent, nous)

Slide 15 - Open vraag

Vertaal: zij moeten

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg:
(devoir, p.c, vous)

Slide 17 - Open vraag

Vertaal: jij hebt gemoeten

Slide 18 - Open vraag