In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 5
Herhaling
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Deze les:
- Lesdoel - Uitleg - Trainen
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoel
Einde van de les heb je de lesstof van H5 herhaald.
Slide 3 - Tekstslide
Lezen
Is een tekst die je op internet of ergens anders leest ook echt waar?
Let op: - Bronvermelding, waar komt de tekst vandaan?
- Doel, wat is het doel van de schrijver met deze tekst?
Slide 4 - Tekstslide
Woordenschat
Sommige woorden zijn samengesteld uit twee of meer woorden, dat zijn: samenstellingen. Het laatste woord van een samenstelling is het belangrijkst; dat bepaalt de betekenis.
In het woordenboek zoek je dus op het laatste woord van de samenstelling, om achter de betekenis te komen.
Slide 5 - Tekstslide
Taalverzorging
1. bijwoordelijke bepaling
2. trappen van vergelijking + als/dan 3. lastige werkwoorden
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Trappen van vergelijking
Slide 9 - Tekstslide
Wanneer als / dan?
Na de stellende trap: aardig > gebruik je als. Hij is net zo aardig als jij (bent).
Na de vergrotende trap: aardiger > gebruik je dan. Hij is aardigerdan jij (bent).
Slide 10 - Tekstslide
Lastige werkwoorden
Sommige werkwoorden klinken als pv en als vd hetzelfde, maar je schrijft ze niet hetzelfde. Lastige werkwoorden die beginnen met: ge-, be-, ver-, ont-, her-, over-.
PV > stappenplan van PV volgen. VD > langer maken / SeXy FoKSCHaaP.
Slide 11 - Tekstslide
Persoonsvorm in de t.t.
Slide 12 - Tekstslide
Voltooid deelwoord -t of -d?
1. verlengproef: maak het woord langer, dan hoor je wat het moet zijn.
2. 'T SeXy FoKSCHaaP > Pak het hele ww, haal -en eraf. Staat de laatste letter in 'T SeXy FoKSCHaaP? Ja? > voltooid deelwoord schrijf je met een -t. Nee? > voltooid deelwoord schrijf je met een -d.
Slide 13 - Tekstslide
Tom verdien... veel geld.
A
verdient
B
verdiend
Slide 14 - Quizvraag
Tom heeft veel geld verdien....
A
verdient
B
verdiend
Slide 15 - Quizvraag
Isa heeft met haar vrienden overleg....
A
overlegt
B
overlegd
Slide 16 - Quizvraag
Isa overleg... met haar vrienden.
A
overlegt
B
overlegd
Slide 17 - Quizvraag
David beantwoor... de vraag.
A
beantwoort
B
beantwoord
C
beantwoordt
Slide 18 - Quizvraag
David heeft de vragen beantwoor....
A
beantwoort
B
beantwoord
C
beantwoordt
Slide 19 - Quizvraag
Ik weet nu hoe ik lastige werkwoorden moet schrijven?
A
ja
B
nee
Slide 20 - Quizvraag
Heb je nog meer hulp nodig?
A
nee
B
ja, extra uitleg
C
ja, instructiefilmpje nog een keer
D
ja, extra oefeningen
Slide 21 - Quizvraag
Huiswerk
- Maak de startopdracht en 1 t/m 3. - Klaar? Trainen > taalverzorging - vergelijken.