Feiten = iets wat je kunt controleren. Meningen = wat iemand vindt. Argumenten = uitleg waarom je iets vindt.
Slide 5 - Tekstslide
Woordenschat
Sommige woorden bestaan uit een woord en voorvoegsel. Mislukt > slecht gelukt
Achtervoegsels zijn kleine stukjes die de betekenis van een woord kunnen veranderen. (-vol) waardevol > Met veel waarde. (-loos) smakeloos > zonder smaak
(-lijks)wekelijks > elke week
Slide 6 - Tekstslide
Stappenplan zinsontleding - meewerkend voorwerp
Slide 7 - Tekstslide
Verwijswoorden
Staat er een bezit achter het verwijswoord? Gebruik dan: mijn, jouw, je, zijn, haar, onze, jullie, hun.
Staat er geen bezit achter het verwijswoord? Gebruik dan: mij, jou, hem, haar, ons, jullie, hen.
Slide 8 - Tekstslide
Verkleinwoorden
Verkleinwoorden maken van een zelfstandig naamwoord: Meestal door -je erachter.