Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Hub van DoorneCollege
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
oefenles 6.2 / 6.3 / 6.4
oefenles 6.2
1 / 45
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nask / Techniek
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
In deze les zitten
45 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
42 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
oefenles 6.2
Slide 1 - Tekstslide
iets dat geluid maakt noemen we een:
A
muziekinstrument
B
luidspreker
C
geluidsfragment
D
geluidsbron
Slide 2 - Quizvraag
het geluid bij een gitaar wordt versterkt door
A
de snaren
B
de klankkast
C
een microfoon
Slide 3 - Quizvraag
als je de lengte van een snaar verandert verandert ook:
A
de noot
B
de klankkast
C
de hoogte
D
het liedje
Slide 4 - Quizvraag
welke snaarinstrumenten maken LAGE tonen
A
met dikke snaren
B
met lange snaren
C
met dikke OF lange snaren
Slide 5 - Quizvraag
de trillingstijd is:
A
ongeveer 4 seconden
B
de tijd waarin een snaar één volledige trilling maakt
C
altijd even lang
Slide 6 - Quizvraag
hoe vaak een snaar trilt per seconde noemen we
A
de trillingstijd
B
de toon
C
de frequentie
Slide 7 - Quizvraag
wat is het symbool voor frequentie?
A
e
B
f
C
g
D
F
Slide 8 - Quizvraag
de eenheid die bij de frequentie hoort is
A
seconde
B
hertz (Hz)
C
hertz (hZ)
Slide 9 - Quizvraag
een snaar die 10 keer in één seconde trilt heeft een frequentie van
A
100 Hz
B
1 Hz
C
10 Hz
Slide 10 - Quizvraag
een snaar trilt 60 keer per seconde
hoe groot is de trillingstijd van deze trilling?
A
60 : 1 = 60 sec
B
1: 60 = 0,02 sec
Slide 11 - Quizvraag
een snaar trilt 600 keer heen en weer in 60 seconden. Hoe hoog is de frequentie?
laat zien hoe je het antwoord berekent.
Slide 12 - Open vraag
geluid heeft een tussenstof nodig om van de geluidsbron bij de ontvanger te komen
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
geluid heeft tijd nodig om zich te verplaatsen, hoe snel hangt af van de tussenstof
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
welke zijn tussenstoffen?
A
water, lucht, ijzer
B
beton, zeewater,gas
C
koper, beton, lucht
D
alcohol, ijzer , stroom
Slide 15 - Quizvraag
als er GEEN lucht is kan geluid zich ook niet verplaatsen
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
afstand = snelheid x tijd
met symbolen schrijf je dan
A
v = s x t
B
s = v x t
C
t = s x v
Slide 17 - Quizvraag
oefenles 6.3
Slide 18 - Tekstslide
een geluidsbron is
A
altijd hard
B
een trillend voorwerp wat geluid voortbrengt
C
hetzelfde als een echo
Slide 19 - Quizvraag
Het geluid gaat van de geluidsbron naar de ontvanger door de :
A
lucht
B
muur
C
tussenstof
Slide 20 - Quizvraag
zonder tussenstof kan het geluid zich niet verplaatsen
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quizvraag
de geluidssnelheid hangt af
van de soort stof waar het
geluid door heen gaat.
A
waar
B
soms
C
niet waar
Slide 22 - Quizvraag
afstand = snelheid x tijd
in een formule is dat:
A
s + t = v
B
s = v x t
C
tv = v + t
Slide 23 - Quizvraag
een klankkast
A
is een antieke kast
B
is onderdeel van een elektrische gitaar
C
versterkt het geluid
D
is hetzelfde als een versterker
Slide 24 - Quizvraag
bij een echo worden de geluidstrillingen van een geluidsbron teruggekaatst naar de geluidsbron
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quizvraag
met een echolood kun je
A
de snelheid van het geluid bepalen
B
horen of het onweert
C
diepte van het water bepalen en voorwerpen opsporen
Slide 26 - Quizvraag
met frequentie bedoelen we:
A
de hoogte van een toon
B
het aantal trillingen per seconde
C
mooie muziek
D
gehoorschade
Slide 27 - Quizvraag
Hz betekent
A
hard zat
B
heel zacht
C
Hertz
D
geluid
Slide 28 - Quizvraag
het gehoorbereik, ofwel
frequentiebereid van de mens
ligt tussen de :
A
200 Hz en 1000 Hz
B
200 Hz en 20.000 Hz
C
500 Hz en 5.000 Hz
D
20 Hz en 20.000 Hz
Slide 29 - Quizvraag
gehoorschade loop je op door
A
oersaaie muziek
B
valse noten
C
langdurige harde muziek of geluid
D
te lage tonen
Slide 30 - Quizvraag
geluidssterkte geeft aan:
A
hoe hoog een geluid is
B
hoe hard een geluid is
C
of er lang geluid is
Slide 31 - Quizvraag
ouderen horen ook nog wel
hoge frequenties
A
niet waar
B
waar
Slide 32 - Quizvraag
de geluidssterkte druk je uit in:
A
frequentie
B
Hertz
C
decibel dB
D
decibel Db
Slide 33 - Quizvraag
de geluidssterkte meet je met een:
A
microfoon
B
echolood
C
decibelmeter
D
versterker
Slide 34 - Quizvraag
gehoorschade noemen we ook wel:
A
decibeloverlast
B
slechthorendheid
C
frequentie
D
lawaaidoofheid
Slide 35 - Quizvraag
oefenles 6.4
Slide 36 - Tekstslide
wat heeft geluid nodig om van de geluidsbron bij de ontvanger te komen?
A
lucht
B
tussenstof
C
trillingen
Slide 37 - Quizvraag
de geluidssnelheid hangt af van de soort tussenstof
A
waar
B
niet waar
Slide 38 - Quizvraag
geluid gaat niet door het luchtledige ( wanneer er geen lucht is)
A
waar
B
niet waar
Slide 39 - Quizvraag
onweer.......
je hoort de donder na 6 seconden
hoe groot is de afstand tot het onweer?
( ongeveer)
A
6 x 1 = 6 km
B
6 : 3 = 2 km
C
6 x 3 = 18 km
Slide 40 - Quizvraag
met de formule
afstand = snelheid x tijd
A
kun je de afstand tot het onweer uitrekenen
B
kun je zien hoe snel de bliksem gaat
C
kun je helemaal niks...
Slide 41 - Quizvraag
afstand = snelheid x tijd
dat schrijf je met symbolen :
A
v = s x t
B
s = v x t
C
s = v : t
Slide 42 - Quizvraag
met een echolood
A
kijk je of iets recht is
B
meet je de diepte van het water
C
kun je de echo beter horen
D
kun je voorwerpen opsporen
Slide 43 - Quizvraag
het echolood werkt
A
met een flink gewicht
B
met geluidsbliepjes
C
alleen op een boot
D
niet als er ijs ligt
Slide 44 - Quizvraag
A
Slide 45 - Quizvraag