Hub van DoorneCollege

VO - KlassenKabinet

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
mentorMens & Maatschappij+4Middelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Introductie

Klassen Kabinet: De verkiezingen komen eraan! Met deze les leg je in het kort uit waarom we stemmen en hoe de verkiezingen werken. Je bespreekt ‘ingewikkelde’ begrippen als democratie en oppositie. Ook gaan de leerlingen in de les aan de slag met hun politieke standpunten en vormen ze een partij met medeleerlingen. Wat vinden ze écht belangrijk? Wat zijn hun idealen? Welke naam krijgt hun partij? En wat is de slogan? Meer politiek in praktijk brengen? Houdt dan ook echte klas- of zelfs schoolverkiezingen! Vorm een coalitie en kabinet en laat de ministers van schoolzaken ook een aantal echte beslissingen nemen. Het kan zo groot als je wil ;)

Instructies

Bij deze les horen twee werkbladen. Doe je deze les op afstand? Stuur de leerlingen van te voren de werkbladen en zorg dat zij deze downloaden zodat ze digitaal invulbaar zijn.

  • Partijstandpunten werkblad
  • Vorm je partij! werkblad

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zit het nou precies?
Iedere Nederlander boven de 18 jaar met kiesrecht krijgt een oproep om te stemmen. Je verliest dit recht alleen door hele zware misdaden te plegen (en als je dus letterlijk in de gevangenis zit).

In sommige landen zijn er andere regels voor kiesrecht, maar bijna overal ter wereld mogen alle volwassenen meestemmen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat heb je nodig om te stemmen?
Het enige dat je nodig hebt is je stempas en je ID-bewijs. Je ontvangt de stempas persoonlijk via de post.

Op de dag van de verkiezingen neem je deze samen met je ID-bewijs mee naar het stemlokaal in de buurt.

Slide 3 - Tekstslide

Stemmen doe je alleen! 
Je bepaalt zelf op wie je stemt en hoeft dat aan niemand te vertellen. In het stemlokaal breng je je ‘stem’ uit in een afgesloten stemhokje. 

Vóór de verkiezingsdag krijg je met de post een kandidatenlijst. Hierop staan alle partijen en hun mensen waar je op kunt stemmen. Deze lijst lijkt exact op het stembiljet van het stembureau. Denk van tevoren dus goed na op wie je gaat stemmen. Niet alleen de partij, maar ook de persoon!

Kruis je voor de grap of per ongeluk teveel aan, dan is je stembiljet ‘ongeldig’ en telt hij niet mee.

Slide 4 - Tekstslide

Hmmmm… Tweede Kamerverkiezingen. Hoe zit dat ook alweer?

Tweede Kamer
De bekendste verkiezingen zijn de Tweede Kamerverkiezingen. Deze krijgen ook de meeste aandacht in de media. Het gaat hierbij om het kiezen van de 150 leden van de Tweede Kamer. Het volk kiest! Dit gebeurt om de vier jaar. Maar… ontstaat er ruzie binnen het kabinet of maken ze een grote beslissingsfout, dan kan het zomaar zijn dat het kabinet moet opstappen (dit noem je ‘het kabinet valt’.)
Als dat gebeurt, dan is het eerder tijd voor verkiezingen.


Slide 5 - Tekstslide

Coalitie
De partij die na de verkiezingen de meeste stemmen heeft, mag als eerste de partijen uitkiezen met wie zij wil en kan samenwerken. Samen vormen zij een coalitie. Een coalitie bestaat uit een meerderheid van de 150 Kamerleden (76 zetels of meer). 

Is de coalitie gevormd, dan stellen zij een kabinet samen. Een kabinet bestaat uit de minister-president en ministers met verschillende taken. Zij nemen beslissingen over Nederland.
De grootste partij levert ook de minister-president aan (ook wel premier genoemd).  
Hij is de voorzitter en het ‘gezicht’ van alle ministers. Hij is niet belangrijker dan de rest maar vertegenwoordigt het gehele kabinet vaak bij belangrijke gebeurtenissen. Hij heeft een sturende rol; een soort kapitein van het (minster)schip.

Slide 6 - Tekstslide

Oppositie
De overige leden van de Tweede Kamer, zijn net zo belangrijk. Zij ‘voeren oppositie’. Een oppositie bestaat dus uit alle partijen die niet regeren; zij doen niet mee met de *regering. Wat ze dan wel doen? Ze stellen kritische vragen over de plannen van de ministers, zodat er geen grote fouten worden gemaakt. Soms lijkt dit meer op geruzie, maar goed kritisch zijn op elkaar helpt om goede wetten te maken!

Uiteindelijk moet de meerderheid van alle Kamerleden alle wetsvoorstellen goedkeuren die het kabinet bedenkt.

* Regering: de koning en alle ministers

Slide 7 - Tekstslide

Tegenwoordig zeggen mensen vaak “Wat maakt het nou uit, mijn stem heeft toch geen zin!”. Dat klopt niet helemaal. Elke stem geeft een partij meer macht in de gemeente, provincie, Eerste en/of Tweede Kamer.
Eén stem van een Kamerlid kan al genoeg zijn om een wet juist wel of niet door te laten gaan. In een democratie* blijft het zo dat ‘de meeste stemmen gelden’. Dus hoe meer leden van een partij in de gemeenteraad, het provinciebestuur of de Eerste of Tweede kamer zitten, hoe meer invloed die partij heeft. Alle verkiezingen zijn dus belangrijk en iedere stem telt mee. Altijd stemmen dus!

*Democratie is een manier waarop je een land kunt besturen. In een democratie heeft het volk het voor het zeggen. Het volk kiest wie hun ‘stemmen’ vertegenwoordigen. En al deze partijen moeten dus samenwerken om het beste voor alle Nederlanders te regelen!

Slide 8 - Tekstslide

In de verkiezingstijd beloven partijen veel om stemmen te winnen. Het is voor het volk natuurlijk belangrijk dat de partijen deze beloftes ook echt nakomen. Dat is soms lastig, vooral als je als partij (om een meerderheid te krijgen) samen moet gaan werken met een partij die heel andere dingen belooft.

Samen moeten de partijen er zo goed mogelijk uitkomen, voordat ze kunnen gaan regeren. Na de verkiezingen kost het altijd veel tijd om goede afspraken met elkaar te maken.

Slide 9 - Video

Bekijk het filmpje van ProDemos: https://www.youtube.com/watch?time_continue=82&v=AtE8u3comGQ&feature=emb_logo

De grootste groep ‘niet-stemmers’ zijn nog altijd de jongeren van 18 t/m 25 jaar. Dat is jammer, want jongeren hebben juist een belangrijke visie op en rol in de toekomst.

Het is júllie toekomst!
Dus… als je 18 bent… LAAT je stem horen!

Slide 10 - Tekstslide

We gaan aan de slag met onze eigen politieke standpunten. Wat vinden we nou écht belangrijk? De leerlingen denken eerst individueel na en vormen vervolgens met een aantal anderen een partij. Wat zijn de gezamenlijke idealen?

Wat wordt jullie partijnaam en waarom moeten mensen op jullie stemmen?

Slide 11 - Tekstslide

Individueel
Elke leerling start met een standpunten-werkblad, deel ze uit of laat elke leerling hem downloaden. Elke leerling kiest uit de standpunten de drie belangrijkste en kruis deze aan, omcirkelt ze of klikt ze digitaal aan.

Er zijn twee lege vakjes voor eigen ideeën, mocht jouw mening/standpunt er niet tussen staat..


Slide 12 - Tekstslide

Deel het werkblad ‘KlassenKabinet’ uit of laat de leerlingen het downloaden.

In groepjes:
Vorm willekeurige groepen van drie á vier (in de klas of via break-out rooms). 
In je groepje bespreek je welke drie standpunten iedereen heeft. Wat vinden jullie van elkaars standpunten? Waarin kan jij je vinden en waarover vormt zich een discussie? Het kan zijn dat er verschillende meningen zijn. Bij deze oefening is het de truc om de overeenkomsten te vinden.

Kom gezamenlijk tot vijf partijpunten. Wat vinden jullie belangrijk? Waar gaan jullie je voor inzetten? Zoek naar de overeenkomsten!

Tip: Vergeet niet jullie namen rechtsboven in het werkblad in te vullen. Het is handig als één iemand in het groepje dingen noteert.


Slide 13 - Tekstslide

Hebben jullie je vijf punten? Dan is het tijd om je partij een naam te geven en een kort manifest* te schrijven. Waardoor moeten mensen op jullie stemmen? Waar maken jullie je hard voor? Lever deze in bij de docent.

*Manifest: een korte en duidelijke beschrijving van jullie meningen over het standpunt.


Slide 14 - Tekstslide

Sluit de les af door een aantal partijen te vragen hun manifest voor te lezen en de bijbehorende standpunten. De rest van de groep kan hierop reageren.
Zijn klasgenoten het echt oneens? Vraag dan naar hun manifest en standpunten! Bepaal zelf of je elk groepje aan het woord wilt laten of dat je een aantal programma’s uitlicht.

Je kunt de les afsluiten met een aantal reflectievragen.
Maak eventueel gebruik van onderstaande voorbeelden:

Proces:
  • Wat vonden jullie ervan?
  • Was het moeilijk?
  • Heb je verrassende standpunten van je klasgenoten gehoord?
  • Hebben jullie misschien al een rolverdeling binnen jullie partij ontdekt?
  • Wie is er bijvoorbeeld minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? En wie de minister van Financiën?

Inhoud:
  • Waarom zijn de Tweede Kamerverkiezingen belangrijk?
  • Zou je gaan stemmen als je 18 bent?
  • Heb je het idee dat we in Nederland in een democratie leven?
  • Zou je zelf minister willen zijn? Waarvan? Wat zouden je standpunten zijn?
  • Ken je de namen van partijen in Nederland en waar ze voor staan?
  • Zou je dat uitzoeken als je kiesrecht hebt? Waarom wel/niet?

MEER POLITIEK?

TIP - Wil je de leerlingen ook echt laten stemmen? Geef de leerlingen dan op een ander moment in de week een stembiljet met de namen van jullie partijen. Laat ze anoniem aankruisen welke partij en -lid hun voorkeur heeft. De partij met de meeste stemmen mag bepalen met welke groepjes ze een coalitie willen vormen.
Let op: het aantal leerlingen in de coalitie moet de meerderheid van de klas zijn! De rest voert oppositie. Laat de coalitie een week lang klassenregels bepalen die passen bij hun standpunten.

Voorbeeld:  
Is ‘groen gewoon doen’ aan de macht dan gaat de kachel uit en wordt afval gescheiden.
Is ‘Vrije tijd & vrijheid’ aan de macht, tja… dan misschien even geen huiswerk deze week!




Slide 15 - Tekstslide

Lege slide