Johan de Witt Scholengroep

Rekenen - verhoudingstabellen thema ik onderweg

FORMAT LES CP2I
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

FORMAT LES CP2I

Slide 1 - Tekstslide

         Fase 2                                                        

Rekenen, verhoudingstabellen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel 13:
Ik kan rekenen met eenvoudige verhoudingen

Slide 3 - Tekstslide

Voor 1 cake heb je 2 eieren nodig. Hoeveel eieren heb je nodig als je 2 cakes gaat maken?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 4 - Quizvraag

Uit 1 fles cola krijg je 5 glazen. Hoeveel glazen kun je vullen met 2 flessen cola?
A
8
B
10
C
12
D
14

Slide 5 - Quizvraag

Ik ren 5km in en half uur. Hoeveel km ren ik in 1 uur?
A
6
B
7,5
C
9
D
10

Slide 6 - Quizvraag

Ik heb 500gr bloem nodig voor mijn taart, hoeveel taarten kan ik bakken met 1000gr bloem?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoel 14: 
Ik kan rekenen met moeilijkere verhoudingen

Slide 8 - Tekstslide

Voor 1 cake heb ik 1/4L water nodig. Hoeveel Liter water heb ik nodig voor 2 cakes?
A
1/8
B
2/4
C
1/2
D
1/1

Slide 9 - Quizvraag

Met 1 pak macaroni kan ik voor 4 personen koken. Hoeveel pakken heb ik nodig als ik voor 16 mensen wil koken?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 10 - Quizvraag

Voor 1 citroentaart heb ik een kwart citroen nodig. Hoeveel citroenen heb ik nodig voor 4 taarten?
A
Een hele citroen
B
Een halve citroen
C
Driekwart citroen
D
2 citroenen

Slide 11 - Quizvraag

Leerdoel 15: 
Ik kan rekenen met verhoudingstabellen

Slide 12 - Tekstslide

1 appel kost €2,-. Hoeveel kosten 24 appels?
A
€16
B
€37
C
€48
D
€52

Slide 13 - Quizvraag

Voor 1 kan limonade heb je 8 delen water nodig. Hoeveel water heb je nodig voor 4 kannen limonade?
A
16
B
24
C
18
D
32

Slide 14 - Quizvraag

Voor 1 taart heb je 3 eieren nodig. Hoeveel eieren heb je nodig voor 2 taarten?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 15 - Quizvraag

Moeilijk: Je rent 20km in 50 minuten. Hoeveel kilometer ren je in 12 minuten
A
25
B
30
C
35
D
40

Slide 16 - Quizvraag


Het zit erop!! 

Slide 17 - Tekstslide