Taal in beeld B 1, L 5spreekwoorden gezegdes

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

wat zijn spreekwoorden en uitdrukkingen?

la-2.taalinbeeld.nl

la-2.taalinbeeld.nl

Dat doet de deur dicht

1. De deur gaat niet meer open.
2. Dat is zo erg, daar moet iets aan gedaan worden
3. Iemand sluit de deur
4. De deur wordt niet voor je opgemaakt.

Een open deur

1. Iets dat al lang bekend is.
2. Een gebouw zonder deur.
3. Je bent altijd welkom.
4. Een goede grap.

Niet samen door 1 deur kunnen.

1. Er zijn meerdere mogelijkheden om ergens te komen.
2. Te groot zijn om samen door 1 deur te kunnen lopen.
3. Je hoeft het niet alleen te doen.
4. Steeds ruzie met elkaar hebben.

De deur bij iemand platlopen

1. Ergens boos binnenlopen.
2. Een deur kapotmaken.
3. Heel vaak bij iemand op bezoek gaan.
4. Bij iemand binnenrennen.

Met de deur in huis vallen

1. Heel vaak bij iemand op bezoek komen.
2. Meteen de belangrijke dingen zeggen.
3. Erg enthousiast binnenkomen.
4. Boos naar binnenlopen.

Eigen haard is goud waard.

1. Het is belangrijk een vaste plaats te hebben om te wonen.
2. Het is belangrijk om in een verwarmde woning te wonen.
3. Het is thuis gezelliger dan ergens anders.
4. Het is duur om je huis te verwarmen.

Een heilig huisje.

1. Een kleine woning.
2. De woning van de pastoor.
3. Gelovige mensen.
4. Een onderwerp waarop je geen kritiek mag hebben.

Elk huisje heeft zijn kruisje.

1. Ieder huisje heeft zijn eigen grond .
2. In ieder huisje wordt wel in iets geloofd.
3. In elk gezin is wel iets wat voor verdriet zorgt.
4. In ieder huis gaat wel eens iets kapot.

Het is niet om over naar huis te schrijven.

1. Je hoeft geen brief te schijven om te laten weten dat je van iemand houdt.
2. Het is niet geweldig.
3. Je kunt ook bellen.
4. Vanuit de gevangenis schrijf je niet naar huis.

Van huis en haard verdrijven.

1. Wegjagen van je huis en de mensen die daar wonen.
2. Moeten verbouwen.
3. Een nieuwe woning willen bouwen
4. Moeten verhuizen omdat blijven wonen te duur is.

In een glazen huis wonen.

1. In een modern huis wonen.
2. Makkelijk kritiek kunnen krijgen, omdat veel mensen kunnen zien hoe je werkt of leeft.
3. In een huis wonen met veel glas, zodat iedereen kan zien hoe je leeft.
4. In een omgeving zijn waar snel iets kapot kan gaan.

Van goeden huize moeten komen.

1. Veel moeten kunnen om iets voor elkaar te krijgen.
2. Uit een fijn gezin komen.

Veel in huis hebben.

1. Altijd een grote voorraad aan spullen in huis hebben.
2. Veel kunnen of veel talenten hebben.
3. Altijd iets lekkers aan kunnen bieden aan vrienden .
4. Veel geld hebben.

Een huishouden van Jan Steen

1. Een huis met rode luiken.
2. Een huishouden waar altijd alles netjes op orde is.
3. Een gezin met weinig geld.
4. Een gezin waar het altijd rommelig is.

Iemand om de tuin leiden.

1. Altijd eerlijk zijn tegen mensen.
2. Iemand een rondleiding geven.
3. Iemand expres dingen laten denken die niet kloppen.
4. Iemand iets vertellen dat je leuk vindt.

Wat heb je vandaag geleerd?
Welk spreekwoord heb je onthouden?