Les 14: Repaso Hoofdstuk 3

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Bienvenidos a la clase de español

We starten in 5 minuten met de les.

¿Qué vamos a hacer hoy?

A. Opstarten: les en absentie

B. Oefenen: quizlet.live (vocabulaire)

C. Oefenen: De positie van de bijv nmw en imperativo, ww met klinkerwisseling

D. Afsluiting

Después de la clase...

Je heb je geoefend met werkwoorden met klinkerwisseling

Je heb je geoefend met  imperativo

Je heb je geoefend met de vocabulario van hoofdstuk 3 

 

Los deberes para la próxima clase:

Leren: Bron 3.1, 3,2, 3.3 en 3.4 

Lesprogramma

A practicar!

Ga naar: https://quizlet.com/live

Vocabulario

PASO ADELANTE 2

De positie van de bijvoeglijk naamwoord

Vul het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats in de zinnen in:

(moderno)Llevo unas _____________gafas_____________.

1. Llevo unas gafas modernas
2. Llevo unas modernas gafas

Vul het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats in de zinnen in:

(rubio)Mi hermano tiene el_____________pelo_____________.

1. Mi hermano tiene el pelo rubio.
2. Mi hermano tiene el rubio pelo.

Vul het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats in de zinnen in:

(poco)Tenemos _____________deberes_____________para mañana.

1. Tenemos deberes pocos para mañana.
2. Tenemos pocos deberes para mañana.

Schrijf de zin over en zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek + geef de juiste vorm.

Llevamos un uniforme con _____ colores _____ (mucho)

Schrijf de zin over en zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek + geef de juiste vorm.

Tengo_____ ropa _____. (demasiado)

Schrijf de zin over en zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek + geef de juiste vorm.

Mis abuelos viven en una _____ casa_____.(blanco)

Bijvoeglijk naamwoord:

Combineer de Spaanse bijvoeglijk naamwoord met de juiste Nederlandse bijvoeglijks

demasiado/-a

otro/-a

poco/-a

mucho/-a

medio/-a

nog een/een andere

te veel

veel

weinig

halve

PASO ADELANTE 2

Imperativo

Hable mucho español

1. usted
2. tú

Lee muchos libros sobre España.

1. usted
2. tú

Escribe muchos mensajes a tus amigos españoles.

1. usted
2. tú

Beba mucha agua.

1. usted
2. tú

Compre unas zapatillas buenas.

1. usted
2. tú

Descansa después de hacer deporte.

1. usted
2. tú

Estudia mucho para el examen.

1. usted
2. tú

PASO ADELANTE 2

Ww met klinkerwisseling

Klinkerwisseling. Welke vorm hoort in welke zin?

Mañana, Paul y yo _____ un partido

Mi amiga Ana siempre _____ al hockey

Rita y Lola, ¿_____ al vóleibol?

Mis hermanos ____ juntos

juega

jugamos

juegan

jugáis

Klinkerwisseling. Zet de werkwoorden in de juiste vorm. Bedenk goed om welke vorm het gaat!
contar / yo

Klinkerwisseling. Zet de werkwoorden in de juiste vorm. Bedenk goed om welke vorm het gaat!
poder / ella

Klinkerwisseling. Zet de werkwoorden in de juiste vorm. Bedenk goed om welke vorm het gaat!
contar / ellos

Klinkerwisseling. Zet de werkwoorden in de juiste vorm.
Mi hermano (jugar)

Klinkerwisseling. Zet de werkwoorden in de juiste vorm.
Vosotros (poder)

Klinkerwisseling. Zet de werkwoorden in de juiste vorm.
Tú (dormir)

Klinkerwisseling. Zet de werkwoorden in de juiste vorm.
Mi hermano y yo (volver)

Wat heb je van 

deze les geleerd?

Huiswerk

Los deberes:

Leren: Bron 3.1, 3,2, 3.3 en 3.4 pagina 142 en 143

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

Verander het bijvoeglijk naamwoord in het bijwoord:
[Probable] llueva en Buenos Aires.

Verander het bijvoeglijk naamwoord in het bijwoord:
Voy [directo] a casa.