Johan de Witt Scholengroep

Bijvoeglijke naamwoord

Regels 
 bijvoeglijke naamwoorden
'Yuri speelt op een tuba. De tuba is een muziekinstrument.
Het is een blaasinstrument.'

Het instrument is groot
Het is een groot instrument.
Het grote instrument. 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Regels 
 bijvoeglijke naamwoorden
'Yuri speelt op een tuba. De tuba is een muziekinstrument.
Het is een blaasinstrument.'

Het instrument is groot
Het is een groot instrument.
Het grote instrument. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les kun je...
1.Uitleggen wanneer je een 'e' toevoegt aan bijvoeglijke naamwoorden die voor een zelfstandig naamwoord staan.

2.De regel toepassen voor het al dan niet toevoegen van een 'e' aan bijvoeglijke naamwoorden in combinatie met 'het'- en 'de'-woorden.

 3.Onderscheiden wanneer er geen 'e' achter een bijvoeglijk naamwoord komt te staan, bijvoorbeeld na 'een', in het meervoud, of wanneer 'het' wegvalt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over
het bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Definities
Bijvoeglijk naamwoord: een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. 

'De'-woord: een zelfstandig naamwoord met het lidwoord 'de'.

 'Het'-woord: een zelfstandig naamwoord met het lidwoord 'het'. 

Regel voor 'e' toevoeging: bij 'de'-woorden en 'het'-woorden krijgt een voorafgaand bijvoeglijk naamwoord meestal een 'e', tenzij er 'een' voor staat. 

Uitzonderingen op de regel: geen 'e' bij 'een' voor een 'het'-woord, bij meervoud, of als 'het' wegvalt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord: wanneer wel of geen 'e'
Bijvoeglijke naamwoorden krijgen meestal een 'e' als ze voor een 'de'-woord of 'het'-woord staan (de lange man, het mooie huis). 

Gebruik je 'een' voor een 'het'-woord (een bijzonder evenement), dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal geen 'e'. maar niet bij meervoud of 'de'- woorden (veel zware pakketten, een leuke vrouw).

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regel voor 'de'-woorden en 'het'-woorden met bijvoeglijke naamwoorden
Bij 'de'-woorden en 'het'-woorden krijgt een voorafgaand bijvoeglijk naamwoord meestal een 'e', tenzij er 'een' voor staat.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen 'e' bij bijvoeglijke naamwoorden na 'een', 
in het meervoud, of als 'het' wegvalt
Geen 'e' bij 'een' voor een
1. 'het'-woord, 
2.bij meervoud, 
3.of als 'het' wegvalt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van
het bijvoeglijk nw in:Mara draagt
een..............T-shirt.[gestreept]

A
gestreepte
B
gestreepten
C
gestreepte
D
gestreept

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De................boeken liggen op tafel. (mv)
A
klein
B
kleinen
C
kleine
D
kleiner

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag draagt Kim een
b....................broek met een z.........T-shirt.
A
blauw, zwarte
B
blauwe, zwart
C
blauwe, zwarte
D
blauwen, zwarten

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.