Johan de Witt Scholengroep

Herhalen PTO 3 V2 eco 22-23

Herhalen PTO 3 V2 eco 22-23
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalen PTO 3 V2 eco 22-23

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geen motief om een eigen onderneming te starten?
A
Een goed idee hebben
B
Winst willen maken
C
Eigen baas willen zijn
D
Om sociale contacten op te doen

Slide 2 - Quizvraag

Je start in je eentje een onderneming en vind het niet erg dat je met je prive vermogen aansprakelijk bent. Welke ondernemingsvorm hoort hier bij?
A
NV
B
BV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 3 - Quizvraag

Aandelen zijn niet vrij overdraagbaar. Vennootschapsbelasting. Welke ondernemingsvorm hoort hier bij?
A
Eenmanszaak
B
BV
C
VOF
D
NV

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het doel van een commerciele organisatie?

Slide 5 - Open vraag

Ik heb een strandtent in Scheveningen. Wil ik flexibel personeel of vast personeel?

Slide 6 - Open vraag

uit welke onderdelen bestaat het ondernemingsplan?

Slide 7 - Woordweb

Wat is het nut van een marktonderzoek?

Slide 8 - Open vraag

Welk deel van het financieel plan hoort hier bij: "overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven"
A
Investeringsbegroting
B
Financieringsbegroting
C
Exploitatiebegroting
D
Liquiditeitsbegroting

Slide 9 - Quizvraag

Apple verkoopt jaarlijks 300 miljoen iPhones. De totale markt is 1,3 miljard smartphones. Bereken het marktaandeel van Apple

Slide 10 - Open vraag

Uit welke 5 P's bestaat de marketingmix?

Slide 11 - Woordweb

Geef een voorbeeld van sociale beinvloeding.

Slide 12 - Open vraag

Wat is geen voorbeeld van bedrijfskosten
A
Loonkosten
B
Afschrijvingskosten
C
Huisvestingskosten
D
Inkoopwaarde vd omzet

Slide 13 - Quizvraag

Een onderneming heeft bij een productie van 5.000 producten in totaal € 10.000 aan kosten (vast+variabel). De variabele kosten per product bedragen € 0,50,-.
Bereken de totale vaste kosten bij de productieomvang van 5.000 producten.

Slide 14 - Open vraag

Een broodfabriek koopt een nieuwe oven voor € 50.000,-. De restwaarde na 10 jaar is € 10.000. Bereken de jaarlijkse afschrijvingskosten.

Slide 15 - Open vraag

Afzet is 10.000. Verkoopprijs is € 20,-. Inkoopprijs is € 10,-. Bedrijfskosten zijn € 60.000. Bereken de nettowinst

Slide 16 - Open vraag