Johan de Witt Scholengroep

Zouten paragraaf 4.1 t/m 4.3

Zouten

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

Zouten

Slide 1 - Tekstslide

Periode 2
Ionen in de bodem
Oplosbaarheid van zouten
Rekenen aan zoutoplossingen

Slide 2 - Tekstslide

Wat weten jullie nog van zouten?

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen
  • Je bent in staat aan de hand van de formule te bepalen of het zout bestaat uit samengestelde ionen of enkelvoudige ionen (R)
  • Je bent in staat met behulp van binas een verhoudingsformule op te stellen van een zout waarvan de je systematische naam krijgt (T2)
  • Je bent in staat een oplosbaarheidsvergelijking te maken van een zout (T1)
  • Je bent in staat de ion concentratie te berekenen van een zout (T1)

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudige of samengestelde ionen
  • Ionen zijn er in 2 vormen:
  • Enkelvoudige ionen, dit is vaak een enkel positief metaal ion.
  • Samengestelde ionen, dit zijn  ionen die bestaan uit 2 of meer niet metalen.

Slide 5 - Tekstslide

Verhoudingsformule opstellen

Slide 6 - Tekstslide

Geef de namen van de zouten:
Na2SO3, K2CO3 en Ca(NO2)2

Slide 7 - Open vraag

Wat is de verhoudingsformule van Natriumfosfaat

Slide 8 - Open vraag

Wat is de verhoudingsformule van:
ijzer(III)carbonaat

Slide 9 - Open vraag

Lading van een deeltje afleiden
  • Je moet soms werken met ionen in zouten waarvan de lading onbekend is.
  • Je kan de lading van het onbekende ion afleiden als de lading van alle andere  ionen bekend is.
  • Je weet dat een zout een lading van 0 heeft....

Slide 10 - Tekstslide

even oefenen:
Bepaal de lading van het Al deeltje in het zout: AlNaPO4

Je moet alle bekende positieve ionen bij elkaar optellen en alle bekende negatieve ionen bij elkaar optellen. Het verschil daar tussen moet wel de lading van zijn Al.

PO4 heeft een lading van 3-
Na heeft een lading van 1+

Al moet dan wel een lading van 2+ hebben, anders heeft het zout geen lading van 0

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de lading van het magnesium ion in MgNa(SO4)2

Slide 12 - Open vraag

oplosbaarheid van zouten
  • Zouten bestaan uit ionen, deze ionen lossen afzonderlijk goed op in water.
  • De meeste zouten kunnen ook goed oplossen in water. Dit verklaard dan ook de geleidbaarheid van zouten in water.
  • Er zijn ook zouten die slecht oplossen in water. Deze zouten blijven dan in een vaste stand en dit wordt neerslag genoemd. Deze oplossingen hebben een slechte geleiding.

Slide 13 - Tekstslide

Oplosvergelijking opstellen
  • Het oplossen van zouten is een chemische reactie waar je een reactievergelijking van kan opstellen, dit heet dan een oplosvergelijking.
  • Een oplosvergelijking ziet er als volgt uit:
  • Het zout wat je oplost staat voor de pijl met de (s) van Solid oftewel vast.
  • De ionen waar het zout uit opgebouwd is schrijf je dan als losse ionen achter de pijl.
  • Vergeet niet van de ionen de lading op te schrijven, en de hoeveelheid coëfficiënt die in het vaste zout achter het ion staat komt er nu voor te staan

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf de oplosvergelijking op van het zout Na3(PO4)

Slide 15 - Open vraag

Systematische naam vs Triviale naam
  • Zouten hebben 2 soorten namen:
  • De systematische naam verteld je uit welke ionen het bestaat en zo weet je wat het zout precies is.
  • In het dagelijkse leven zijn deze namen vaak veel te lang. Daarom wordt de triviale naam gebruikt. Deze namen staan in de Binas in tabel 66A.
  • Een voorbeeld is kaliloog, wat kaliumhydroxide is.

Slide 16 - Tekstslide

Oplosbaarheidstabel
  • De oplosbaarheid van zouten kan je weergeven in een tabel. 
  • Je maakt deze tabel met langs de ene as alle positieve ionen en langs de andere as de negatieve ionen.
  • Vervolgens staat bij elk zout een g als het goed oplost, een s als het slecht oplost en een m als het matig oplost.

Slide 17 - Tekstslide

Stel de oplosbaarheidstabel op van de zouten natronloog, calciumcarbonaat en kaliumsulfiet.

Slide 18 - Open vraag

Rekenen aan een zoutoplossing
  • In een eerder paragraaf hebben we het gehad over het oplossen van zouten. 
  • Hier kunnen verschillende berekeningen bij gemaakt worden: molverhouding,  molariteit en ionconcentratie.
  • De molverhoudingen kan je afleiden uit de oplosvergelijking.
  • De molariteit en ion concentratie is iets waar je aan moet rekenen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Henkie lost 2,93 g kaliumsulfiet op on 200 mL water.
Bereken de concentratie van de Kalium ionen

Slide 21 - Open vraag

Molariteit
  • De molariteit is een andere concentratiemeting van de ion concentratie. 
  • In plaats van de ion concentratie gaat het hier om de hoeveelheid mol in 1 liter water. 
  • Deze concentratie wordt aangegeven met een M.
  • De hoeveelheid vloeistof hoeft geen liter te zijn. 

Slide 22 - Tekstslide

Annie lost 5 gram natrium chloride op in 250 mL water.
Bereken de molariteit van de natrium chloride

Slide 23 - Open vraag

Verdunning maken
  • In de scheikunde wordt er vaak een stock oplossing gemaakt. Dit is een hele geconcentreerde oplossing van een stof die mensen vaak nodig hebben.
  • Je kan het alleen niet gebruiken in de concentratie waarin het in de stock oplossing zit, dit is veel te sterk.
  • Om het te gebruiken moet je een verdunning maken.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe doe je het?
  • Voor het maken van een verdunning heb je een stock oplossing nodig van een bekende concentratie en een verdunningsmiddel (meestal water).
  • Om van een 5 M NaCL oplossing een 0,5 M NaCL oplossing te maken moet je het 10 keer verdunnen. Dus 10% van de nieuwe oplossing is je stock en 90% is je verdunningsmiddel.
  • Dat betekend dat als je 500 mL 0,5 M NaCL wil maken je 50 mL 5M NaCL in een bekerglas mixt met 450 mL water. 

Slide 25 - Tekstslide

Maak een verdunning van de volgende oplossing:
6M KOH, verdunt naar 200 mL 0,3 M KOH

Slide 26 - Open vraag

Maak een verdunning van de volgende oplossing:
158,26 g KaliumSulfiet in 250ml
verdunnen naar 200mL 0,4 M

Slide 27 - Open vraag

Nabespreking
  • Je bent in staat aan de hand van de formule te bepalen of het zout bestaat uit samengestelde ionen of enkelvoudige ionen (R)
  • Je bent in staat met behulp van binas een verhoudingsformule op te stellen van een zout waarvan de je systematische naam krijgt (T2)
  • Je bent in staat een oplosbaarheidsvergelijking te maken van een zout (T1)
  • Je bent in staat de ion concentratie te berekenen van een zout (T1) 
  • Je bent in staat een verdunning te maken van een stock oplossing (T2)

Slide 28 - Tekstslide

Begrippen uit deze les:
  • Zouten
  • Ionen
  • Enkelvoudige zouten
  • Samengestelde zouten
  • Verhoudingsformule
  • Oplosbaarheid
  • Oplosvergelijking
  • Oplosbaarheidstabel
  • Triviale naam 
  • Molverhouding
  • Molariteit
  • Ionconcentratie
  • Verdunnen

Slide 29 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen die je hebt geleerd deze les

Slide 30 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets wat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 31 - Open vraag

Huiswerk?

Slide 32 - Tekstslide