Herhaling HS 1 paragraaf 1 en 2

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Programma

• Begrippen paragraaf 1 en 2
• Budgetformules
• Omrekenen week -> maand en visa versa

Piet heeft niet genoeg tijd om zijn huiswerk te doen en te voetballen. Nu moet hij kiezen. Welk begrip hoort hier bij?

1. Schaars
2. Schaarste
3. Alternatief aanwendbaar
4. Behoeften

Schaarste is......

Het kopen van goederen en diensten noem je...

Wat zijn geen uitgaven?

1. Huur
2. Winst
3. Tanken
4. Vakantie

Wat is een begroting?

Geef de juiste notitie wijze van de budgetformule

1. M = P * X + P * Y
2. B = Px+Py
3. M = Px*X + Py*Y
4. M=PxX+PyY

Wat is geen vorm van inkomen?

1. Hypotheek
2. Loon
3. Winst
4. Uitkering

€15 per week is....per maand

1. € 65
2. € 60
3. € 64,5
4. € 180

€ 60 per maand, is .... per week

1. € 13,95
2. € 15
3. € 14
4. € 13,85

Budgetformulelijn

Stap 1: Vul aan de hand van de informatie, zoveel mogelijk de formule in.

Stap 2: Stel PxX op 0 om max Y te bepalen, daarna stel je PyY op 0 om max X te bepalen

Stap 3: teken een grafiek met X en Y as met een logische schaalverdeling

Stap 4: Teken de budgetlijn aan de hand van stap 2

De budget gegevens

M = € 200

Px = € 20
Py = € 10

Mutatie van de gegevens

Door een mutatie van de gegevens, ontstaat er een nieuwe lijn.

Teken de nieuwe lijnen aan de hand van de volgende mutaties:

Nieuwe lijn 1: M stijgt met 50%

Nieuwe lijn 2: Py daalt met 20%
Nieuwe lijn 3: M daalt met 50% en Px stijgt met 25%

Huiswerk

Leer de begrippen van paragraaf 3 en 4

Daarnaast neem je nog eens goed door hoe de formules werken van de verandering in percentages en hoe je het resultaat moet berekenen.