Johan de Witt Scholengroep

SO bespreking

Raza
Abdullah
Abdul
Serhii
Darsi
Gabriela
Louay
Bilal
Nulifer
Faty
Lis
Melisa
Cristian
Kian
Djennailyka
Houdaifa
Wiktoria S
Nastia
Eren
Youssef
Sami
Soufiane
Romaisa
Kamila
Duygu
Wiktoria W
BORD
V2b
timer
2:00
Zakkie, JdW map, werkboek, pen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolSpeciaal OnderwijshavoLeerroute HLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Raza
Abdullah
Abdul
Serhii
Darsi
Gabriela
Louay
Bilal
Nulifer
Faty
Lis
Melisa
Cristian
Kian
Djennailyka
Houdaifa
Wiktoria S
Nastia
Eren
Youssef
Sami
Soufiane
Romaisa
Kamila
Duygu
Wiktoria W
BORD
V2b
timer
2:00
Zakkie, JdW map, werkboek, pen

Slide 1 - Tekstslide

PTO 1 bespreking

Slide 2 - Tekstslide

aan de slag:
- inloggen in RTTI -> toets inzage (AK)
- je gaat naar de juiste antwoorden luisteren en deze vergelijken met de jouwe.
- Als je opmerkingen of vragen hebt, schrijf je deze op en verstuur je deze in Teams (1 bericht).

Slide 3 - Tekstslide

V2b: RTTI
Gemiddelde: 4.4
Opmerking: Begrippen zijn niet geleerd! 

Wat is de oplossing?

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 11
Gebruik de bronnen.

a. Wat is het verband tussen neerslag en bevolkingsdichtheid?
b. Wat is het verband tussen reliëf en bevolkingsdichtheid?

a. Droge gebieden (woestijnen) zijn dunbevolkt en natte gebieden dichtbevolkt.
b. Gebieden met hoge bergen zijn dunbevolkt en vlakke gebieden zijn dichter bevolkt.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 12
Bekijk de bronnen.

a. Welk punt op de kaart past bij de klimaatgrafiek?
b. Verklaar je antwoord.

a. punt 3 Hongkong
b. omdat neerslag staafjes zijn lang en het is de warmste locatie van 3

3 hongkong
omdat het in hongkong warm is en ook regent in de andere steden niet/minder regen ik heb dit kunnen zien door de kaart van de vorige opdracht

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 13

Gebruik de bron.

a. Wat is de definitie van bevolkingspolitiek?
b Kijk naar de staafjes van 2018. De staaf van de leeftijdsgroep 45-49 jaar is het grootst/langst. De staaf van de leeftijdsgroep van 40-45 jaar is ineens een stuk kleiner. Wat heeft dit te maken met de bevolkingspolitiek in China? Leg je antwoord uit.
c. Hoe kan de leeftijdsopbouw in de toekomst de economische ontwikkeling afremmen?


a Maatregelen van de overheid om het aantal en de spreiding van de bevolking te beïnvloeden.
b Dit heeft te maken met de eenkindpolitiek: Chinezen mochten vanaf dat moment nog maar een kind per gezin krijgen. Dus aantal kinderen nam toen af.
c. in de toekomst zullen er niet genoeg werknemers zijn en zal de economie stagneren
a het verwijst naar overheidsmaatregelen om de bevolkingsgroei
en samenstelling te beinvloeden
b de grotere staaf voor de leeftijdsgroep 45-49 jaar en de kleinere staaf voor de leeftijdsgroep 40-45 in het staafdiagram kunnen verklaard worden door het een kindbeleid in china dit beleid beperkte geboorte in die leeftijdsgroep
c het kan de economische
ontwikkeling afremmen vanwege een verminderde beroepsbevolking stijgende zorgkosten

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 14
Gebruik de bron.

a. Wat valt je op aan de ligging van de eerste speciale economische zones en open steden?
b. Waarom is dat een logische plek?

a. De eerste speciale economische zones en open steden liggen vooral aan de (oost)kust / in het oosten van het land.
b De ligging in het kustgebied is goed voor de internationale verbindingen aka transport
de eerste speciale economische zones en open steden liggen langs de kustlijn van china dit is logisch vanwege de toegang tot internationale handel goede infrastructuur en nabijheid van belangrijke economische centra en aantrekkelijkheid voor toerisme

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 15
Gebruik de bron.

Sinds 1980 heeft China SEZ opengesteld voor multinationals.
a. Wat voor soort werk deden ze toen in China?
b. Wat zijn de gevolgen van de stijgende lonen aan de oostkust van China voor de vestigingsplaats van de industrie?


a. assemblage, lagelonenwerk
b. Arbeidsintensieve bedrijven verhuizen naar het binnenland van China of naar lagelonenlanden in het buitenland.

a. Assemblage of na maak van grote merken
b. Er is een verschuiving van industrie, bedrijven kiezen nu voor groeipolen in China, gebieden die ongeschoolde en goede arbeid kunnen geven of minder ontwikkelde landen naast China om hun bedrijf daar te vestigen

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 16
In de tabel waarin we Nigeria, China en Nederland hebben vergeleken, hebben we landindicatoren gebruikt.
Geef twee voorbeelden van hoe je landen eerlijk met elkaar kunt vergelijken.
Bijvoorbeeld:
levensverwachting
BNP
koopkracht
Geen: bevolkingsaantal, oppervlakte, klimaten…

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 17


a. In vergelijking met 1980 welke twee veranderingen zijn er in de Chinese economie?

b. Is China volgens jou nog wel een lagelonenland? Verklaar je antwoord.



a.    groeiende eigen afzetmarkt
       eigen hightech
b. Ja, omdat de lonen in het binnenland nog steeds laag zijn.
Nee, omdat de lonen aan de kust zijn gestegen. China wordt steeds meer een kenniseconomie (minder assemblagem meer innovatief).

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 18

Lees de bron.
Alle computers en alle apparaten hebben een chip aan de binnenkant. Een chip is een ‘brein’ van het apparaat.

a. Waarom heeft de Verenigde Staten beperkingen ingesteld op de verkoop van chips aan China?
b. Wat voor impact kan dit hebben op de Chinese economie?





a. nationale veiligheid: geavanceerde chips kunnen worden gebruikt in militaire toepassingen, en de VS willen voorkomen dat gevoelige technologieën in handen van mogelijke concurrenten vallen + in het verleden gevallen van vermeende intellectuele eigendomsdiefstal en oneerlijke handelspraktijken plaatsgevonden
b. de groei en innovatie in de Chinese industrie kunnen vertragen worden. Het kan ook leiden tot verstoringen in de toeleveringsketen en hogere kosten voor Chinese bedrijven, als gevold afremming van economische groei

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 19
Gebruik de bron.
De containers die verscheept worden naar Los Angeles (VS) bevatten andere goederen dan die naar Shanghai.
Aan welk onderdeel uit de handel zie je het beste dat China nog een fase achterloopt op de economische ontwikkeling van de VS?

China is armer dan de VS en dus exporteert China vooral arbeidsintensieve producten. De VS is rijk en exporteert vooral hoogwaardige, producten.

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 20
Lees de tekst.
Noteer de cijfers 1 tot en met 5 op je blad en zet het juiste begrip/woord erachter.
          Door de …1… in de landbouw trokken veel mensen naar de steden. Daar was werk. Dat is voor die mensen een …2…-factor om naar die steden te verhuizen. Een deel van die mensen staat niet ingeschreven in de nieuwe woongebieden. Die groep mensen noem je de drijvende bevolking.
          Chongqing is een stad in het binnenland van China (letter A op het kaartje). De stad heeft een positief/negatief(3) migratiesaldo. Er hebben zich veel buitenlandse bedrijven gevestigd. Die worden ook wel …4… genoemd. Ze maken arbeidsintensieve/kennisintensieve (5) producten als speelgoed, kleding en schoenen.


Slide 14 - Tekstslide

Vraag 21 
Gebruik de bron.
In de bron zie je twee cirkels. Wat is de naam van de beweging die in de cirkels is aangegeven?
Wat kan hier zijn ontstaan?



divergente beweging
aardbevingen, mid-oceanische rug 

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 22

Gebruik de bron.
a. Welk type beweging zie je rood omcirkeld?
b. Welk gebeurtenissen ontstaan hier? Noem er twee.
c. Waarom ontstaan ze niet bij de andere bewegingen?





a. convergent
b. aardbevingen, vulkanisme, vorming van gebergtes, vorming van trog
c. hier dukt oceanische plaat onder continentale plaat door slab-pull, bij de andere bewegingen komt dit niet voor

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 23


Bekijk de bron.
Welke twee platen spelen een belangrijke rol bij de vorming van de Alpen?



Euroaziatische plaat vs. Afrikaanse plaat 

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 24

Bekijk de bron.
Vul achter elke periode de belangrijkste gebeurtenis:
a. 100 miljoen jaar geleden
b. 80 miljoen jaar geleden
c. 30 miljoen jaar geleden






100 miljoen jaar geleden: vorming van dikke lagen dode dieren en planten in tropische zee
80 miljoen jaar geleden: Afrikaanse plaat begint te bewegen en duwt sedimentgesteenten uit tropische zee naar het noorden
30 miljoen jaar geleden: Afrika bereikt Europa en schuift eroverheen: vorming Alpen

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 25
Fossielen zijn versteende resten van dieren of planten. 

Wat is de verklaring voor het verschijnen van fossielen in bergachtige gebieden, en hoe kunnen deze oude overblijfselen zich op zulke locaties bevinden?
Fossielen worden alleen in sedimenten aangetroffen. De Alpen waren ooit de bodem van de zee waar fossielen zich ophoopten en later door tektonische activiteit omhoog werden geduwd, waarbij zich plooibergen vormden.

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 26

Gebruik de bron.
a. Zie jij in de bron jonge of oude bergen? Verklaar je keuze aan de hand van twee aanwijzingen uit de foto.
b. De kenmerken van de oude gebergten ontstaan door endogene of exogene krachten?




a. Oude gebergte. Oude gebergten worden gekenmerkt door flauwe hellingen en afgeronde toppen en zijn veel lager.
b. exogene

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 27
Bekiijk bron 1 en bron 2.
   

a Zet de begrippen erosie en verwering onder elkaar in je antwoord. Schrijf erachter welk bron bij welk begrip hoort.

b Welke natuurkracht zorgt ervoor dat een rotsblok als in bron 2 splijt?

Bron 1
Bron 2
a Erosie: bron 1; verwering: bron 2
b Vorstverwering

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 28
a. 2, het gaat door de 0
b. 1, warm en vochtig 
Bekijk de bron.
a. Bij welke klimaatgrafiek is de kans op vorstverwering het grootst? Hoe zie jij het?
b. Bij welke klimaatgrafiek is de kans op chemische verwering het grootst? Hoe zie jij het?

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 29
Bekijk de bron.

In de Alpen worden gesteenten afgebroken door erosie en verwering.
Leg uit dat het gebied ondanks erosie en verwering niet lager komt te liggen.
De platentektoniek stuwt de Alpen nog steeds omhoog
of
Door erosie en verwering wordt het gebied lichter en wordt het opgeheven

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 30

Een Ijstijd is een koude periode waarin gemiddelde temperatuur op aarde ee paar graden daalt en waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen.
a. In wat voor periode leven we nu? Glaciaal of interglaciaal?
b. Hoe zie jij het in de eerste bron?
c. Grote ijstongen hebben in het verleden diverse sporen achtergelaten in het Nederlandse landschap.
Leg uit waarom worden grote stenen alleen in het noorden van het land gevonden en niet in het zuiden?




a. In een interglaciaal
b. dat zie je aan de eindmorene die dichterbij ligt dan de huidige gletsjer / aan de bergmeren / aan het dal dat verder is uitgesleten dan waar de huidige gletsjer loopt
c. IJstongen reikten slechts tot de HUN-lijn. In het zuiden worden geen zwerfstenen gevonden omdat daar nooit ijstongen zijn bereikt.

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 31

Berijk de bron.
a Welke soort dalen worden door gletsjers gevormd?
b Leg uit hoe dit dal is ontstaan.
c Wat is bij de vorming de belangrijkste kracht geweest: erosie of verwering?





a U-dalen
b 1. gletjer vormd 2. gletjer glijdt naar benede en slijt alles op zijn weg 3. gletjer smelt
c erosie omdat uitschuring 

Slide 25 - Tekstslide

Vraag 32

Bekijk de bron.
a. Noem de 3 delen van een rivier.
b. Welke deel van de rivier vervoerd het meeste materiaal?
c. Noem 2 materialen die de rivier meeneemt.





a. boven-, midden-, benedeloop
b. bovenloop
c. keien, stenen, grind, zand en klei 

Slide 26 - Tekstslide

Vraag 33
Bekijk de bron.

a. In welk deel van de rivier is deze foto genomen? (bovenloop/middenloop/benedenloop)
b. Kijk naar de lijn A-B. Met welke letter vind je het proces van sedimentatie? 

bovenloop



benedenloop
a. middenloop
b. A 

Slide 27 - Tekstslide

Vraag 34
De meeste overstromingen vinden plaats in de benedenloop van de rivieren.
Ondanks het hogere risico zijn delta’s een van de dichtsbevolkte gebieden op aarde.
Waarom blijven mensen in een risicogebied wonen?

vruchtbaar 

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
Maak oefening 1 en 2 op pagina 47 in je werkboek. (maak gebruik van Google maps en/of Alcarta in De Geo online) 

Slide 29 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij de onderstaande beschrijving?
  1. Het percentage stedelingen in een land.  
  2. Het aantal klanten dat producten wil kopen.
  3. Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over dertig of veertig jaar.
  4. Toename van het aandeel ouderen (65+) in de totale bevolking. 
  5. Staafdiagram met de leeftijdsopbouw van de bevolking.
  6. Het gemiddelde aantal te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd.
  7. Gebied waar buitenlandse bedrijven zich vrij mogen vestigen en weinig belasting betalen.

Slide 30 - Tekstslide

8. Gebruik de bron.
Welke titel hoort bij deze kaart? Kies uit A, B en C.

A - De jaarlijkse neerslag in China: hoe donkerder de kleur, hoe meer neerslag er valt.
B - Het reliëf in China: hoe donkerder de kleur, hoe meer reliëf er is.
C - De bevolkingsdichtheid in China: hoe donkerder de kleur, hoe hoger de bevolkingsdichtheid.








C

Slide 31 - Tekstslide

9. Bekijk de bronnen.

a. Welk punt op de kaart past bij de klimaatgrafiek?

b. Verklaar je antwoord.

Slide 32 - Tekstslide

10. Gebruik de bron.
Geef drie verklaringen waarom de bevolkingsdichtheid in het oosten van China hoger is in vergelijking tot de rest van het land. 
Relief: Aanwezigheid (hoog)gebergte
Neerslag
Werkgelegenheid

Slide 33 - Tekstslide

11. Gebruik de bron.
Hoe kan je in de bron zien dat er sprake is van vergrijzing? 



De grafiek wordt in 2040 breder bij mensen met een oudere leeftijd

Slide 34 - Tekstslide

13. China heeft veel speciaal economische zones aangelegd in het oosten van het land.
Waarom is dat een logische plek?
De ligging in het kustgebied is goed voor de internationale verbindingen. (transport)

Slide 35 - Tekstslide



14. Gebruik de bron.
    Welk industriegebied in de bron is een groeigebied? De kust of binnenland? Verklaar die ontwikkeling





Binnenland
Buitenlandse fabrieken die laagbetaalde, ongeschoolde werknemers nodig hebben, kiezen vaker voor een van de groeipolen in het binnenland. De werknemers in de kustgebieden zijn steeds beter opgeleid en krijgen een hoger loon.

Slide 36 - Tekstslide



15. Gebruik de bron.
Welke begrippen passen bij het plaatje? Noem er twee.



assemblage, arbeidsintensief, lowtech

Slide 37 - Tekstslide

16


Is China volgens jou nog wel een lagelonenland (periferie)?
Gebruik begrippen in je antwoord.



Zowel qua inkomen (bnp, bbp), voedselvoorziening en levensverwachting als qua analfabetisme zit China bij de middenmoot of iets hoger. China is duidelijk een opkomend land.

Slide 38 - Tekstslide

17. Gebruik de bron.

Zet de nummers 1 t/m 3 onder elkaar en beantwoord de volgende vragen.

Wat zegt deze grafiek over:
1. de urbanisatiegraad in China? (hoog/laag)
2. het urbanisatietempo in China? (hoog/laag)
3. het ontwikkelingspeil van China? 




Slide 39 - Tekstslide

18. Schrijf de letters a,b en c op in je antwoord.

Zijn de volgende uitspraken goed of fout?

a De welvaartskloof tussen stad en platteland wordt steeds groter.
b De welvaartskloof tussen stad en platteland is een voorbeeld van regionale ongelijkheid.
c Om de migranten op te vangen in de steden worden overal Hutongs gebouwd.





Slide 40 - Tekstslide

19
Noem twee push-factoren voor de migranten in plattenland. 
    lage lonen
    geen werk
    geen voorzieningen

Slide 41 - Tekstslide



20. Gebruik de bron.
 Wat is er veranderd voor de bewoners van de hutongs en stadsdorpen sinds de urbanisatie op gang is gekomen?




snelle groei van steden, hoodbouw, slopen van stadsdorpen
    historische dorpen verdwijnen, woningsdichtheid gaat omhoog, prijzen stijgen 

Slide 42 - Tekstslide

21. Hoe kan je (eerlijk) landen met elkaar vergelijken?

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Wat kan je verwachten?
  • 10 begrippen 
  • 10 vragen over China 
  • 10 vragen over  H2: Van de bergen naar de zee

Slide 45 - Tekstslide