Johan de Witt Scholengroep

H7: Ruimtefiguren

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Quizvragen 


Hoofdstuk 7: Ruimtefiguren

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

1a. Welk aanzicht is
figuur a?
A
vooraanzicht
B
zijaanzicht
C
bovenaanzicht

Slide 4 - Quizvraag

1b. Welk aanzicht is
figuur b?
A
vooraanzicht
B
zijaanzicht
C
bovenaanzicht

Slide 5 - Quizvraag

1c. Welk aanzicht is
figuur c?
A
vooraanzicht
B
zijaanzicht
C
bovenaanzicht

Slide 6 - Quizvraag

2. Wat zijn de maten van het onderste blok hout?
A
25 x 4 cm
B
25 x 7 x 31 cm
C
25 x 7 x 4 cm
D
25 x 7 x 27 cm

Slide 7 - Quizvraag

3. Hoe hoog is het houten frame?
A
4 cm
B
4 + 27 = 31 cm
C
27 cm

Slide 8 - Quizvraag

4. De diameter van de vaas is op het dikste punt 19 cm. Hoeveel steekt de vaas aan twee kanten uit als je het vanuit het zijaanzicht bekijkt?
A
3 cm
B
4 cm
C
5 cm
D
6 cm

Slide 9 - Quizvraag

Antwoord vraag 4
De vaas steekt 19 - 7 = 12 cm uit.
Aan beide kanten dus 12 : 2 = 6 cm. 

Slide 10 - Tekstslide

5. De binnenkant van deze vaas heeft de vorm van een cilinder met een diameter van 9 cm. Het water in de vaas staat 16 cm hoog.
Welke formule is nodig om de inhoud van de vaas te berekenen?
A
lengte x breedte x hoogte
B
lengte x hoogte
C
oppervlakte grondvlak x hoogte
D
1/3 x opp grondvlak x hoogte

Slide 11 - Quizvraag

6. Inhoud vaas =
oppervlakte grondvlak x hoogte.

Met welke formule kun je de oppervlakte van het grondvlak uitrekenen?
A
lengte x breedte
B
1/2 x zijde x hoogte
C
π x straal
D
π x straal²

Slide 12 - Quizvraag

7. diameter = 9 cm
Het water staat 16 cm hoog

Hoeveel cm³ water zit er in de vaas?
A
≈ 1018 cm³
B
≈ 2036 cm³
C
≈ 4072 cm³
D
≈ 8144 cm³

Slide 13 - Quizvraag

Antwoord vraag 7
straal vaas = 9 : 2 = 4,5 cm
inhoud vaas = (π x 4,5²) x 16 = 1017,87... ≈ 1018 cm³

Er zit 1018 cm³ water in de vaas. 

Slide 14 - Tekstslide

8. Uit welke ruimtefiguren is de kerk gebouwd?
A
2 kubussen, piramide, balk
B
2 kubussen, piramide, prisma
C
2 balken, piramide, cilinder
D
2 balken, piramide, prisma

Slide 15 - Quizvraag

9. Ik wil de inhoud van de koker berekenen.
Welke formule gebruik ik dan?
A
lengte x breedte x hoogte
B
1/2 x zijde x hoogte x hoogte
C
1/3 x lengte x breedte x hoogte
D
1/3 x π x straal² x hoogte

Slide 16 - Quizvraag

10. Inhoud kegel =
1/3 x π x straal² x hoogte

Wat is de inhoud van 1 kegel?
A
1206,4 cm³
B
4825,5 cm³

Slide 17 - Quizvraag

Antwoord vraag 10
straal koker = 12 : 2 = 6 cm
inhoud van 1 kegel = 1/3 x π x 6² x 32 = 1206,37... cm³

Slide 18 - Tekstslide

11. Inhoud 1 kegel =
1206,4 cm³

Wat is de inhoud van alle 3 de kegels bij elkaar?
A
1206,4 cm³
B
2412,8 cm³
C
3619,2 cm³

Slide 19 - Quizvraag

12. Bereken is de inhoud van rugzak A
A
22 cm³
B
31 cm³
C
40 cm³

Slide 20 - Quizvraag

13. Welke rugzak heeft de grootste inhoud?
A
rugzak A
B
rugzak B
C
rugzak C

Slide 21 - Quizvraag

Antwoord vraag 13
inhoud rugzak A = 55 x 24 x 30 = 39600 cm³ = 
                                    39600 : 1000 = 39,6 dm³ ≈ 40 liter
inhoud rugzak B = 45 x 30 x 23 = 31050 cm³ =
                                   31050 : 1000 = 31,05 dm³ ≈ 31 liter
inhoud rugzak C = 24 x 18 x 50 = 21600 cm³ =
                                   21600 : 1000 = 21,6 dm³ ≈ 22 liter

Slide 22 - Tekstslide

14. Ik wil de rugzak met de kleinste inhoud. Welke is dat?
A
rugzak A
B
rugzak B
C
rugzak C

Slide 23 - Quizvraag

15. Aart heeft een houten kubus bij de zaagsnede doorgezaagd.
Welke vorm heeft de zaagsnede?
A
een piramide
B
een driehoek
C
een vierkant
D
Dat kun je niet weten

Slide 24 - Quizvraag

16. Hieronder zie je het bovenaanzicht van een bouwwerk van kubussen.
In elk hokje staat het aantal kubussen dat op elkaar gestapeld is.
Welk aanzicht is rechts getekend?
A
vooraanzicht
B
linkerzijaanzicht
C
achteraanzicht
D
rechterzijaanzicht

Slide 25 - Quizvraag

17. Van een technisch koppelstuk is een doorsnede getekend.
Welke van de tekeningen hiernaast is een doorsnede?
A
tekening a
B
tekening b
C
tekening c
D
Ze zijn alle drie een doorsnede.

Slide 26 - Quizvraag