Kies steeds tussen voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord.
Kun je zeggen: terwijl ze... dan tegenwoordig deelwoord.
1. Job en Eljero kwamen, terwijl ze gieren van het lachen, binnen.
1. Job en Eljero kwamen gierend van het lachen binnen.
2. (verrassen) ....... door hun gedrag keek de docent hen aan.
Het is al voltooid, dus kiezen voor voltooid deelwoord.