Landstede Groep

10.3 Eenparig versneld

Hoofdstuk 10: Bewegingen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 10: Bewegingen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Terugblik 10.2
  • Uitleg 10.3 + 10.4
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

In een s,t-diagram staat de s voor:
A
Snelheid
B
Afstand
C
Seconden

Slide 3 - Quizvraag

Als je van de v-t grafiek een s-t grafiek zal maken dan:
A
De s-t grafiek stijgt alleen maar
B
De s-t grafiek stijgt en daalt
C
De s-t grafiek bestaat uit een horizontale lijn

Slide 4 - Quizvraag

De beweging van een voorwerp dat hiernaast wordt beschreven met een v,t-diagram voert op t = 0,9 s uit...
A
stilstand
B
constante snelheid
C
versnelling
D
vertraging

Slide 5 - Quizvraag

Bekijk de s,t-diagram. hoe groot is de remweg van deze persoon?
A
5 meter
B
20 meter
C
25 meter
D
dat kun je niet zeggen

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet dit diagram?
A
t,v-diagram
B
v,t-Diagram
C
m/s,s-diagram
D
Geen van allen

Slide 7 - Quizvraag

Bekijk de s,t-diagram. wat is er aan de hand op stukje B? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
de persoon voert een eenparige beweging uit
B
de persoon staat stil
C
de persoon heeft dezelfde snelheid
D
geen van deze antwoorden is juist

Slide 8 - Quizvraag

Een automobilist moet plotseling remmen voor een overstekende kat, is dit een voorbeeld van een versnelling?
A
Ja, een negatieve versnelling
B
Ja, een positieve versnelling
C
Nee, dit is geen versnelling

Slide 9 - Quizvraag

Er is sprake van een versnelling op het stuk
A
d
B
e
C
f
D
g

Slide 10 - Quizvraag

Je gooit een bal recht omhoog in de lucht. Op het hoogste punt zijn de snelheid en de versnelling van de bal...
A
beide nul.
B
alleen de versnelling is nul.
C
alleen de snelheid is nul.
D
zijn geen van beide nul.

Slide 11 - Quizvraag

Als een fietser vertraagd van 16 km/h naar stilstaand in 10s. Wat is de de versnelling?
A
0,44s2m
B
1,6s2m
C
0,44s2m
D
1,6s2m

Slide 12 - Quizvraag

Als een auto versneld van 0 tot 50 km/h in 10 sec, dan is de versnelling:
A
50s2m
B
1,4s2m
C
18s2m

Slide 13 - Quizvraag

Een auto versnelt met een versnelling van 2,5 m/s2. Tijdens deze versnelling was de gemiddelde snelheid van de auto 95 km/h. De auto legt gedurende de versnelling 400 m af. Bereken de toename van de snelheid
A
38 m/s
B
15,2 m/s
C
38 km/h
D
15,2 km/h

Slide 14 - Quizvraag

Lesdoelen
De leerlingen weten waar eenparig versneld is.
De leerlingen kunnen de gemiddelde snelheid uitrekenen.
De leerlingen kunnen de snelheid uitrekenen na t-seconden.

Slide 15 - Tekstslide

Bewegingen
We kennen 3 soorten bewegingen. Elke beweging heeft zijn eigen bijpassende grafieken.

De versnelde beweging
De vertraagde beweging
De eenparige beweging

Slide 16 - Tekstslide

Bewegingen
De versnelde beweging:
Bij deze beweging wordt de snelheid steeds groter.
Elke seconde wordt er meer afstand afgelegd.

De eenparige beweging (constant):
Bij deze beweging blijft de snelheid constant (gelijk)
Elke seconde wordt er dezelfde afstand afgelegd.

De vertraagde beweging:
Bij deze beweging wordt de snelheid steeds kleiner.
Elke seconde wordt er minder afstand afgelegd

Slide 17 - Tekstslide

Versnelling
Als je de versnelling van iets wilt weten kun je dat uitrekenen met de formule:

a=tvevbofa=tΔv
Δv=snelheidsverandering
t=tijd
a=versnelling

Slide 18 - Tekstslide

Vraag
Femke fietste met een snelheid van 20 km/h. Ze heeft een versnelling van 2,5 m/s2 die ze 3 sec vol houdt. Wat wordt haar eindsnelheid? 

Slide 19 - Tekstslide

Antwoord
G: 
v(begin)= 20 km/h = 5,56 m/s
a= 2,5 m/s2
t= 3 sec
G: 
v(eind)= ? km/h
A: 

Δv=at
Δv=2,53=7,5
Δv=veindvbegin
7,5=veind5,56
veind=7,5+5,56=13,0sm

Slide 20 - Tekstslide

Vertraging (negatieve versnelling)
Bij een beweging die steeds langzamer gaat spreken we van vertraging, dan kan een botsing zijn, of als je remt. 

als je dan de versnelling uitrekent kom je op een mingetal uit. een negatieve versnelling=vertraging


Slide 21 - Tekstslide

Stopafstand
Als we remmen hebben we een tijd waarin we langzamer gaan, maar nog niet stil staan. de afstand die we afleggen vanaf het moment tot we willen stoppen tot het moment dat we stoppen noemen we de stopafstand. Deze bestaat uit 2 delen:

Reactieafstand + remweg = stopafstand

Slide 22 - Tekstslide