In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp.
Leg je boek en schrift klaar.
Nederlands havo 4
Slide 1 - Tekstslide
Spelling
Doel: ik kan zinnen ontleden: ow, pv, wwg
Doel: ik kan werkwoorden juist spellen door het toepassen van de juiste regel
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Herhaling zinsontleding; wwg, ond, lv, mv, bwb
Doelen:
*Je kunt een zin in zinsdelen verdelen. *Je kunt de zinsdelen wwg, ond, lv, mv en bwb benoemen.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg)?
A
Het eerste werkwoord van een zin.
B
Alle werkwoorden samen in een zin.
C
Het laatste werkwoord van een zin.
Slide 5 - Quizvraag
Het onderwerp (ond) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
Wie of wat?
B
Wie of wat + persoonsvorm?
C
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?
D
Wie of wat + lijdend voorwerp?
Slide 6 - Quizvraag
Het lijdend voorwerp (lv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
Wie of wat + wwg + ond?
B
Wie of wat + wwg?
C
Wie of wat + mv?
D
Aan wie of wat?
Slide 7 - Quizvraag
Zinsdelen benoemen
Persoonsvorm (verander de tijd )
Zinsdeelstrepen (alles dat voor de pv kan, is een zinsdeel)
Werkwoordelijk gezegde(alle werkwoorden in de zin)
Onderwerp (wie of wat + wwg?)
Lijdend voorwerp (wie of wat + wwg + ond?)
Meewerkend voorwerp(aan wie of voor wie + wwg + ond + lv?)
Bijwoordelijke bepaling (alle zinsdelen die overblijven)
Slide 8 - Tekstslide
Oefeningen
Slide 9 - Tekstslide
Zet de stappen van de zinsontleding in de juiste volgorde.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Zinsdelen strepen zetten.
Persoonsvorm zoeken.
Gezegde bepalen.
Onderwerp zoeken.
Lijdend voorwerp zoeken.
Meewerkend voorwerp zoeken.
Bijwoordelijke bepaling(en) benoemen.
Slide 10 - Sleepvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.
Slide 11 - Sleepvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
bijwoordelijke
bepaling
Ze
heeft
dit jaar
een mooi cadeau
voor haar vader
gemaakt.
Slide 12 - Sleepvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Ze
feliciteerde
hem
met zijn verjaardag.
Slide 13 - Sleepvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend voorwerp
ww gezegde
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedkeurd.
Slide 14 - Sleepvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend voorwerp
ww gezegde
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.
Slide 15 - Sleepvraag
Leuk, die zinsontleding en die oefeningen, maar waarom zou ik eigenlijk leren ontleden?
Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.
Als je een andere taal dan het Nederlands moet leren, is kennis van ontleden ook heel handig. Je kan dan gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.
Slide 16 - Tekstslide
Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 17 - Quizvraag
Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?
De persoonsvorm is:
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
Slide 18 - Quizvraag
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?
Slide 19 - Open vraag
Wat is het onderwerp in onderstaande zin?
De jongen heeft geen zin in school.
A
zin
B
de jongen
C
geen
D
heeft
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in onderstaande zin?
Ik loop naar beneden.
A
ik
B
naar
C
loop
D
beneden
Slide 21 - Quizvraag
In elke zin staat een lijdend voorwerp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
De postbezorger
B
De bestelling
C
De klant
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?
Liza at twee stukken pizza.
A
Liza
B
pizza
C
twee stukken pizza
D
Er is geen lijdend voorwerp.
Slide 24 - Quizvraag
Waarom wil mijn oma altijd een zoen hebben?
[een zoen] is ...
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 25 - Quizvraag
Loop volgend jaar de marathon van New York.
[de marathon van New York] is ...
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 26 - Quizvraag
Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
[mijn scooter] is ...
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 27 - Quizvraag
Doelen:
*Je kunt een zin in zinsdelen verdelen. *Je kunt de zinsdelen wwg, ond, lv, mv en bwb benoemen.