Landstede Groep

Assisteren in de gezondheidszorg Klas4

Assisteren in de gezondheidszorg 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Assisteren in de gezondheidszorg 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
theorie lesbrief 2

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Eerstelijnszorg
Tweedelijnszorg
Tandarts
Huisarts
Medisch specialist
Fysiotherapie 
Huidkliniek

Slide 4 - Sleepvraag

Eerstelijnszorg
Tweedelijnszorg
Verwijzing is nodig
Verwijzing is niet nodig

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Hanna heeft een BMI van 19,7. In welke categorie valt haar BMI?
A
ondergewicht
B
normaal gewicht
C
overgewicht
D
Geen van deze

Slide 8 - Quizvraag

Wat is BMI
A
De nieuwste BMW
B
Een depressie
C
Een eetstoornis
D
Een hulpmiddel om te berekenen of je een gezond gewicht hebt

Slide 9 - Quizvraag

doktersassistent
WEL
NIET
telefoon opnemen
bloeddruk meten
op huisbezoek gaan

uitstrijkje maken
vaststellen behandelplan
doorverwijzen naar specialist in het ziekenhuis
voorschrijven medicijnen

Slide 10 - Sleepvraag

Basis emoties herkennen
Blij
Boos
Verdrietig
Verliefd

Slide 11 - Sleepvraag

Wat zijn emoties?
A
emotie is dat je blij bent
B
emotie is een gevoel, kan blij, boos of verdrietig zijn
C
emotie is dat je huilt bij een film of programma
D
emotie is dat het onderwerp van een programma zielig is

Slide 12 - Quizvraag

Bloeddruk
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 13 - Tekstslide

Steriel werken is....
A
vrij van pathogenen (ziekte verwekkers)
B
vrij van alle vormen van besmetting
C
vrij van zichtbare verontreiniging

Slide 14 - Quizvraag

mw. Kooijker is 77 jaar en sinds gisteren opgenomen in een verpleeghuis. Als je 's ochtends haar bloeddruk meet, stel je vast dat de 150/100 is.
Wat betekent deze waarde?
A
de bloeddruk is goed
B
de bloeddruk is te hoog
C
de bloeddruk is te laag

Slide 15 - Quizvraag

Desinfecteren is....
A
Het verwijderen van zichtbaar en onzichtbaar vuil
B
Het doden van micro-organismen

Slide 16 - Quizvraag

KINDERZIEKTEN

Slide 17 - Tekstslide

Welke kinderziekte is dit?
A
Waterpokken
B
rode hond
C
Mazelen
D
de vijfde ziekte

Slide 18 - Quizvraag

Welke kinderziekte is dit?
A
waterpokken
B
mazelen
C
rode hond
D
Bof

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen kinderziekte?
A
Krentenbaard
B
Waterpokken
C
Griep
D
De vierde ziekte

Slide 20 - Quizvraag

MS/ALS zijn:
A
Spierziekten
B
Ziekten van het zenuwstelsel

Slide 21 - Quizvraag

MS is .....
A
een spierziekte
B
een geheugenstoornis
C
een ziekte van het centraal zenuwstelsel
D
algemeen fysiek probleem

Slide 22 - Quizvraag

Verbale en non-verbale communicatie
Verbale communicatie:
Gesproken woord
Geschreven woord

Non verbale communicatie:
Lichaamshouding
Gezichtsuitdrukking 

Slide 23 - Tekstslide

Verbale en non-verbale communicatie
In een gesprek zit zowel verbale als non-verbale communicatie. 

Verbale communicatie: 
Gaat om de woorden die letterlijk gezegd worden. Het betekent je uitdrukken door middel van taal.
Non-verbale communicatie:
Gaat het om de boodschappen die je meegeeft aan je woorden, je doet dit door gezichtsuitdrukkingen en gebaren

Slide 24 - Tekstslide

Wat moet je doen bij brandwond?

  • Eerst water, de rest komt later!
  • Koel de brandwond met bij voorkeur lauw water. 
  • Koel op zijn minst 10 tot 20 minuten.
  • Handen goed wassen bij aanbrengen verband!
  • Ga naar de huisarts bij grote wonden of als je twijfelt.

Slide 25 - Tekstslide

Toediening van medicijnen:
- rectaal (via de anus)
- oraal ( via de mond)
-  smeren
  -  druppels
-  injectie

Slide 26 - Tekstslide

Wondverzorging
Om de kans op infecties en littekens te verkleinen, is het belangrijk om een wond te verzorgen. 
Bij een grote wond dan moet je naar de huisarts. 
Kleine wondjes, zoals een sneetje of een schaafwond behandel je zelf. 
- Maak de wond schoon door eerste te spoelen met water. 
- Dep de wond droog met schoon papier. 
- Ontsmet de wond (dit kan met jodium)
- Bescherm daarna de wond met een verband of pleister.

Slide 27 - Tekstslide

Soorten drugs
Wat doet het met je?
* Hard drugs
* Soft drugs

Slide 28 - Tekstslide

Vingerverband
Situatieschets:
Johanna heeft haar wijsvinger open gehaald aan iets scherps. Jij gaat EHBO verlenen en legt een vingerverband aan. 
Denk daarbij aan:
- vraag wat er is gebeurd en stel het slachtoffer gerust

Slide 29 - Tekstslide

Kneuzing of verstuiking
10 minuten koelen met een coldpack
Steunverband aanleggen
Rusten

Slide 30 - Tekstslide

Schijf van 5

Slide 31 - Tekstslide

Gebit- en gebitsverzorging

Slide 32 - Tekstslide