Landstede Groep

Hoofdstuk 2 - De samenleving en bindingen | HAVO

Hoofdstuk 2
De samenleving en bindingen
1 / 74
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 74 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
De samenleving en bindingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het beeld dat iemand van zichzelf heeft
Het deel dat past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt.
Het beeld dat de samenleving heeft van een groep en het beeld dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt.
Persoonlijke identiteit
Sociale identiteit
Collectieve identiteit

Slide 2 - Sleepvraag

Terugblik op de vorige les over identiteit en cultuur.
Binnen de samenleving kun je maar tot één groep behoren en die bepaalt je identiteit.
Binnen de samenleving kun je maar tot één groep behoren en die bepaalt je identiteit.
Eens
Oneens

Slide 3 - Poll

Deze stelling zet leerlingen aan om na te denken over groepsvorming en sociale cohesie in relatie tot het onderwerp van vorige les, identiteit.

Het juiste antwoord is oneens en dit is gelijk een bruggetje naar de verschillende soorten identiteiten die in de vorige les besproken zijn.
Wat leer ik deze les?
  • verschillende soorten bindingen en groepen
  • wat sociale cohesie is en hoe het ontstaat
  • wat sociale instituties zijn
  • de cultuurdimensies van Hofstede


Ik leer...

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§2.1 Groepsvorming

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Affectieve binding

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met wie heb jij een affectieve binding?

Met wie heb jij een affectieve binding?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve binding

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische binding

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Noem een voorbeeld van een economische binding.
Noem een voorbeeld van een economische 
binding.

Slide 11 - Open vraag

Voorbeelden zijn: werkgever-werknemer, verkoper-koper (zoals caissière en klant) en bouwvakker-opdrachtgever.
Politieke binding

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




'Bij je vriendengroep heb je vaak het gevoel dat je er wel bij hoort.'
Om welk soort binding gaat het hier?
'Bij je vriendengroep heb je vaak het gevoel dat je er wel bij hoort.'
Om welk soort binding gaat het hier?
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Om welk(e) soort(en) binding gaat het in de afbeelding?
Om welk(e) soort(en) binding gaat het in de afbeelding?
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 15 - Quizvraag

Bij een rijles is er zowel sprake van een cognitieve binding (kennisoverdracht) en een economische binding (de leerling betaalt de rij-instructeur).

Dit voorbeeld laat zien dat bindingen elkaar niet uitsluiten, maar soms ook hand in hand gaan (pagina 30).

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Groepsvorming

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Van welke groep of groepen en ben jij onderdeel?
Van welke groep of groepen ben jij 
onderdeel?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ingroup
De groep mensen die bij de groep horen
Outgroup
De groep mensen die niet bij de 
groep horen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale controle
Wanneer mensen anderen ertoe bewegen (of dwingen) om zich te houden aan de normen van de groep.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(In)formele sociale controle
  • Informele sociale controle:  wanneer groepsleden elkaar wijzen op de waarden en normen van de groep. 
  • Formele sociale controle: wanneer iemand vanuit zijn beroep of functie iemand op de regels wijst.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Om welke vorm van sociale controle gaat het hier?
Om welke vorm van sociale controle gaat het op de afbeelding?
Informele sociale controle
Formele sociale controle

Slide 24 - Poll

Antwoord voor docent:
Formele sociale controle. Een scheidsrechter heeft controle door de functie die hij of zij heeft.



Welke vrouw luister het liefste naar rockmuziek?
Welke vrouw luistert er het liefst naar rockmuziek?
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

Het antwoord van de leerlingen is waarschijnlijk gebaseerd op een vooroordeel: mensen met tattoos zijn stoer en luisteren naar rockmuziek

Slide 26 - Video

Eventueel is ook het hele filmpje te bekijken, hier wordt dieper ingegaan op het ontstaan van vooroordelen en stereotypes en dat het kan leiden tot discriminatie.


Stereotypen en vooroordelen
Cultureel aangeleerde beelden, gegeneraliseerde en veronderstellingen, bijvoorbeeld over bepaalde groepen mensen. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Met welke vooroordelen heb jij weleens te maken gehad?
Met welke vooroordelen heb jij weleens te maken gehad?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Dit filmpje laat pijnlijk zien wat de vooroordelen van kinderen op de basisschool zijn, maar ook dat vooroordelen twee kanten op werken. 
Groepsvorming
Een groep houdt niet altijd stand. Het kan zijn dat leden van de groep  niet meer tot de groep te willen, mogen of kunnen behoren. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(In)formele groepen
Formele groepen
Informele groepen
  • Er is sprake van een hiërarchie
  • Alle leden van de groep hebben een rol
  • Regels zijn vastgelegd op papier
  • Er zijn doelen en normen voor de groep
  • Bijvoorbeeld: bedrijfsafdeling
  • Mensen kennen elkaar goed en  voelen zich emotioneel met elkaar verbonden.
  • Geen officiële of vastliggende afspraken
  • Rollenstructuur is flexibel
  • Bijvoorbeeld: vriendengroep

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§2.2 Sociale cohesie

Slide 32 - Tekstslide

Pagina 34
Waardoor of wanneer  voelen Nederlanders zich met elkaar verbonden?
Waardoor of wanneer voelen Nederlanders
zich met elkaar verbonden?

Slide 33 - Woordweb

Bijvoorbeeld:
Als Nederland in een voetbalwedstrijd wint.
Dezelfde normen en waarden binnen tradities, bijvoorbeeld de Gay Pride
Samenhang in een samenleving
Gedeelde waarden en normen
Dwang
Samenhang en afhankelijkheid zorgt voor zorgzaamheid. Mensen bieden elkaar bijvoorbeeld hulp aan.
Wederzijdse afhankelijkheid
door:

Slide 34 - Tekstslide

Benadruk bij wederzijdse afhankelijkheid dat dit te maken heeft met eigenbelang


Hoe kan eigenbelang zorgen voor binding tussen mensen? Leg dit uit aan de hand van een voorbeeld.
Hoe kan eigenbelang zorgen voor binding tussen mensen? Leg dit uit aan de hand van een voorbeeld.

Slide 35 - Open vraag

Soms kan het streven naar voordelen leiden tot het deelnemen aan een groep om door samen te werken die voordelen te bereiken of nadelen te beperken. Denk aan collectieve inkoop van zonnepanelen, elektriciteit of andere zaken.

Sociale cohesie
Sociale cohesie is het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

§2.3 Sociale institutie

Slide 38 - Tekstslide

Pagina 37

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

tussentestje (individueel)
1. Noem de drie verschillende sociologische verklaringen over wat samenlevingen bijeenhoudt. 
2. Noem minstens één argument  waarom sociale cohesie negatieve gevolgen kan hebben. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale institutie
Sociale institutie is een complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 kenmerken van sociale instituties
1. ze bestaan buiten het individu om
2. ze hebben vaak een lange traditie
3. ze zijn (in grote lijnen) vrij stabiel, maar (deels) wel veranderlijk door de samenleving
4. ze berusten vaak op moreel gezag (zoals het 'bij ons' hoort)
5. ze zijn dwingend (straf/beloning)

Slide 42 - Tekstslide

pagina 39



"Om 20:00 op 4 mei is het respectloos om niet 2 minuten stil te zijn"
Bij welk kenmerk past dit?
"Om 20:00 op 4 mei is het respectloos om niet 2 minuten stil te zijn"
Bij welk kenmerk past dit?
A
Dwingend
B
Moreel gezag
C
Vrij stabiel/lange traditie
D
buiten individu

Slide 43 - Quizvraag

Dit voorbeeld kan dienen om alle kenmerken langs te gaan, want de 4 mei herdenking past binnen elk kenmerk
Groepsopdracht
  1. Ik kan de definitie van het kernconcept ‘sociale institutie’ geven, herkennen in en toepassen op een bron.
  2. Ik kan minstens één voorbeeld noemen van een sociale institutie en kan dit beargumenteren.
  3. Ik kan omschrijven hoe sociale instituties deel uit maken van een cultuur.
  4. "Ik kan omschrijven hoe sociale instituties invloed hebben op de sociale cohesie in een samenleving. "
  5. "Ik kan de vijf kenmerken van een sociale institutie noemen, omschrijven, herkennen in en toepassen op een bron. 
"

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§2.4 Cultuurdimensies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tussentestje (individueel)
1. Noem de drie verschillende sociologische verklaringen over wat samenlevingen bijeenhoudt. 
2. Noem minstens één argument  waarom sociale cohesie negatieve gevolgen kan hebben. 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Culturen kunnen op verschillende niveaus van elkaar verschillen
Microniveau
Mesoniveau
Macroniveau
gezin/familie/individu
school/werk/etc.
politiek/religie/instituties

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dimensies van Hofstede
Geert Hofstede heeft een indeling gemaakt om verschillende culturen in kaart te brengen.
Per dimensie kan een cultuur een score scoren van 1 tot 100.

We lopen nu alle zes dimensies af

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Dimensie machtsafstand
Hierbij gaat het om de mate waarin de minder machtige leden in een land verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.

Het gaat daarbij niet om de letterlijke machtsverdeling, maar om hoe normaal of terecht mensen dat vinden.

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Dimensie individualistisch versus collectivistisch
Hierbij gaat het erom hoe culturen omgaan met vrijheid voor een individu ten opzichte van de groep waar dat individu bij hoort.
Individualistisch: het individuele belang gaat voor het belang van de groep.
Collectivistisch: de enkeling schikt zich naar de groep. 

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is Nederland een individualistisch of een collectivistisch land? Bedenk voor beide een argument
Is Nederland een individualistisch of een collectivistisch land? Bedenk voor beide een argument

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Dimensie masculien versus feminien
Hierbij gaat het erom hoe culturen omgaan met sekse en verschillende rollen van mannen en vrouwen.

Masculien: rollen zijn strikt gescheiden 
Feminien: rollen zijn meer inwisselbaar 

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Dimensie masculien versus feminien
Masuclien

Verschillende rolopvattingen mannen vrouwen:
Over het algemeen worden van mannen prestaties buiten huis verwacht en van vrouwen wordt verwacht dat ze bezig zijn met zorgen. Van zowel mannen als vrouwen wordt competitie en assertiviteit verwacht. 

Feminiem

Mannen en vrouwen worden als gelijkwaardig beschouwd. Van zowel mannen als vrouwen wordt een samenwerkende en hulpvaardige houding verwacht. 

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou een feminiene samenleving
eruit zien?
Hoe zou een feminiene samenleving
eruit zien?

Slide 54 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

4. Dimensie onzekerheidsvermijding
Hierbij gaat het erom hoe culturen omgaan met onzekere of onbekende situaties. Daarbij gaat het om de mate waarin mensen zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties. 

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Dimensie termijnsgerichtheid
Hierbij gaat het erom hoe culturen met het verleden, heden en de toekomst omgaan.

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Dimensie termijnsgerichtheid
Langetermijngerichtheid: streven naar een toekomstige beloning (door te sparen en vol te houden)

Kortetermijngerichtheid: gericht op het in stand houden van tradities uit het verleden (om gezichtsverlies te voorkomen)

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Ben jij meer langetermijn of kortetermijn gericht?
Ben jij meer lange of korte termijn gericht?
Langetermijn
Kortetermijn

Slide 58 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

6. Dimensie hedonisme versus soberheid
Hierbij gaat het over de vraag in hoeverre genieten van het leven en plezier maken in een samenleving centraal staat

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passen de uitspraken bij soberheid of hedonisme?
Soberheid
Hedonisme
Pluk de dag!
We leven om te werken
We werken om te leven
Doe maar normaal dan doe je al gek genoeg!

Slide 60 - Sleepvraag

Pagina 45



Wat voor kritiek kan je bedenken op de dimensies van Hofstede?
Wat voor kritiek kan je bedenken op de dimensies van Hofstede?

Slide 61 - Open vraag

Mogelijke antwoord:
- de dimensies gaan alleen over de dominante cultuur in een land

pagina 46
Over welk soort sociale binding hebben mensen die geloven vooral met het geloof?
A
Affectieve
B
Cognitieve
C
Economische
D
Politieke

Slide 62 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke sociologische verklaring voor het ontstaan van bindingen is er vooral bij een kerkgemeenschap?
A
Gedeelde waarden en normen
B
Wederzijdse afhankelijkheid
C
dwang
D
sociale controle

Slide 63 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:15
Waar bestaat sociale cohesie uit volgens jou?
Waar bestaat sociale cohesie uit volgens jou?

Slide 64 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

00:30



Zat je in de buurt met jouw antwoord?
Zat je in de buurt met jouw antwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 65 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:28
Wat zouden negatieve kanten van sociale cohesie kunnen zijn?
Wat zouden negatieve kanten van
sociale cohesie kunnen zijn?

Slide 66 - Woordweb

Negatieve kanten:
- uitsluiten van anderen

Slide 67 - Link

Optioneel als extra materiaal bij de les.
Op welke manier zie je het kernconcept sociale cohesie terug in deze bron? (3p)

Slide 68 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit op welke manier de kerk gezien kan worden als sociale institutie. Gebruik in je antwoord een kenmerk van een sociale institutie. (4pt)

Slide 69 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 70 - Link

Optioneel als samenvatting van het hoofdstuk.

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 71 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat vind je nog lastig?

Slide 72 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les: 3 de samenleving en verschillen
  • Verschillende soorten bindingen en groepen
  • Wat sociale cohesie is en hoe het ontstaat
  • Wat sociale instituties zijn
  • De cultuurdimensies van Hofstede


Ik leerde...

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van hoofdstuk 2
De samenleving en bindingen

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies