Nederlands KLokhuis Hoe wordt een auto gemaakt?
1 / 25
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Hoeveel auto's rolden hier van de band?
A
5.000
B
50.000
C
500.000
D
5.000.000
Slide 3 - Quizvraag
Hoeveel mensen zijn hier aan het werk?
A
5000
B
6000
C
7000
D
700
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel robots werken mee?
A
130
B
1300
C
13000
D
130000
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent ongelofelijk?
A
Je kunt het haast niet geloven
B
Je gelooft dat het zo is
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een afdeling?
A
Waar ze het af maken.
B
Een stukje van de fabriek
Slide 7 - Quizvraag
Waar gaan deze platen staal naar toe?
A
Naar de pers
B
Naar de test baan
C
Naar de verfhal
D
Naar de montagelijn
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn onderdelen?
A
Iets dat je verdeeld
B
De delen die samen een iets heel maken.
Slide 9 - Quizvraag
Wat zet de lasrobot in elkaar?
A
De bumper
B
De motorkap
C
De voorruit
D
De deur
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent "precies"?
A
Dat het bijna bij elkaar past.
B
Dat het een beetje bij elkaar past.
C
Dat het heel goed bij elkaar past.
D
Dat het niet bij elkaar past.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een carrosserie?
A
De 'basis' van de auto
B
De binnenkant van de auto
C
De bovenkant van de auto.
D
De onderkant van de auto.
Slide 12 - Quizvraag
Wat betekent controleren?
A
Kijken of het klopt
B
Het opnieuw doen
C
Het afkeuren
D
Het vast maken van onderdelen
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een buffer?
A
Een laadscherm
B
Een soort wachtruimte
C
Een magazijn
D
Een lopende band
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent stofvrij?
A
Dat er vrij veel stof op zit
B
Dat er geen stof meer op zit
Slide 15 - Quizvraag
Wat betekend onderdompelen
A
Iets helemaal door de vloeistof halen
B
Iets besproeien
C
Iets nat maken
D
Iets laten drogen
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekent automatisch?
A
Dat iemand het moet doen.
B
Dat het vanzelf gaat.
C
Dat het met de hand gebeurt.
Slide 17 - Quizvraag
Wat betekent 'Super strak'?
A
Het is slordig gedaan.
B
Het is heel netjes gedaan.
Slide 18 - Quizvraag
De deuren worden 'tijdelijk' verwijderd. Wat betekent dit?
A
De deuren komen niet meer terug.
B
De deuren komen later weer terug.
Slide 19 - Quizvraag
In plaats van exact kun je ook het volgende woord gebruiken.
A
Ongeveer
B
precies
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekent uniek?
A
Elke auto is anders.
B
Elke auto is hetzelfde
C
Alle auto's lijken op elkaar.
Slide 21 - Quizvraag
Wat betekend verenigd?
A
Bij elkaar gedaan.
B
Van elkaar weg gehaald.
Slide 22 - Quizvraag
Waarom noemen ze dit het huwelijk?
Slide 23 - Open vraag
Wat word er nu terug geplaats?
A
De deuren
B
De spiegels
C
De stoelen
D
De wielen
Slide 24 - Quizvraag
Wat betekent uitgebreid?