1.3 lezen (les 1)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

1.3 lezen (les 1)

Vandaag: 

• Theorie van deze paragraaf
• Tekst samen doen met vragen in LessonUp
• Zelf werken aan de opdrachten 

Wat moet je kennen van 1.3?

• leesstrategieën toepassen 
• de opbouw van een tekst bepalen
• de opbouw van een alinea herkennen 

Welke leesstrategieën ken je?

Leesstrategieën volgens Talent:

Verkennend lezen (orïenterend lezen)

• Zoekend lezen
• Nauwkeurig lezen (kritisch lezen)
• Studerend lezen

Overige leesstrategieën:

• Globaal lezen
• Intensief lezen

Wat is géén leesstrategie (= manier van lezen)?

1. verkennend lezen
2. zoekend lezen
3. studerend lezen
4. activerend lezen

Als je iets opzoekt in het woordenboek, gebruik je de leesstrategie:

1. Verkennend lezen
2. Nauwkeurig lezen
3. Studerend lezen
4. Zoekend lezen

Welke leesstrategie gebruik je om de betrouwbaarheid te beoordelen?

1. verkennend lezen
2. globaal lezen
3. intensief lezen
4. kritisch lezen

Je moet leren voor een toets, welke leesstrategie pas je toe?

1. Zoekend lezen
2. Studerend lezen
3. Oriënterend lezen
4. Globaal lezen

Lezen

Tekstopbouw

Hoe is een tekst meestal opgebouwd? (tekstopbouw)

We lezen de tekst:

Wat is het onderwerp van tekst 2?

Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1?

1. Door argumenten te geven waarom veganistisch eten gezond is
2. Door voorbeelden te geven van veganistisch eten
3. Door redenen te geven waarom jongeren nog niet toe zijn aan veganistisch eten

In alinea 1 staat een opsomming. Welke?

Welke signaalwoorden geven dit opsommende verband aan?

Welk signaalwoord in alinea 3 geeft informatie over de redenen voor jongeren om minder of zelfs helemaal geen vlees te eten?


Welk signaalwoord in alinea 3 geeft informatie over de redenen voor jongeren om minder of zelfs helemaal geen vlees te eten

1. Vanwege
2. Volgens
3. Vooral

Wie wordt bedoeld met de rest (alinea 4)?

1. Mensen die helemaal geen dierlijke producten meer eten
2. Mensen die niet elke dag zuivel en eieren nodig hebben
3. Mensen voor wie zuivel en eieren in een gezond dieet thuishoren

Zelfstandig werken

Maak vraag 6 vraag f en g af (deze vraagt hoort nog bij de tekst)

Start daarna met opdracht 3 en 4