Landstede Groep

>> Krappe of ruime arbeidsmarkt?

KRAPPE OF RUIME ARBEIDSMARKT?
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Introductie

Je leert in deze les welke soorten werkloosheid er bestaan. je leert hoe werkgelegenheid ontstaat, en wat het UWV doet. Ook leer je wie er tot de beroepsbevolking behoort.

Onderdelen in deze les

KRAPPE OF RUIME ARBEIDSMARKT?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert deze les wat een krappe en ruime arbeidsmarkt is, en wat de overheid kan doen om de werkgelegenheid te verbeteren.

Slide 2 - Tekstslide

Waardoor kun je werkloos worden?

Slide 3 - Woordweb

Wat zijn de gevolgen als je werkloos wordt?

Slide 4 - Woordweb

2

Slide 5 - Video

00:49
Wie zijn de vragers naar arbeid?
A
werknemers
B
werkgevers

Slide 6 - Quizvraag

01:04
In een vacature staat het aanbod van arbeid.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Gevolgen werkloosheid
  • Je verliest een deel van je inkomen.
  • Je mist contacten.
  • Onzekerheid / nutteloos gevoel.
  • Bij hoge werkloosheid sociale onrust in het land.
  • Minder inkomsten voor de overheid (minder belasting).
  • Meer kosten voor de overheid (uitkeringen).

Slide 9 - Tekstslide

Hoe ontstaat werkgelegenheid?
Als bedrijven:
  • meer exporteren (verbeteren concurrentiepositie, meer personeel nodig);
  • investeringen doen (meer personeel nodig).
Als consumenten:
  • meer besteden (leidt tot meer productie en dus is meer personeel nodig).
Als de overheid:
  • de belasting verlaagt (zodat er meer bestedingen komen);
  • zelf meer gaat besteden.

Slide 10 - Tekstslide

Wat doet het UWV?
  • Registreerd werklozen.
  • Helpt zoeken naar een baan.
  • Beoordeelt of je recht hebt op een werkloosheidsuitkering.

Slide 11 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 12 - Tekstslide

Als het aanbod groter is dan de vraag
Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid
>
ruime arbeidsmarkt

Slide 13 - Tekstslide

Als het aanbod kleiner is dan de vraag
Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid
<
krapte arbeidsmarkt >> lonen stijgen

Slide 14 - Tekstslide

Wat als lonen stijgen?


    Werknemers:
    • meer inkomen
    • meer besteden
    • goed voor de werkgelegenheid

    Werkgevers:

    • hogere kosten
    • prijzen producten stijgen
    • verkoop daalt
    • slecht voor de werkgelegenheid

    Slide 15 - Tekstslide

    Wat is een CAO?
    A
    Centrale Arbeidsovereenkomst
    B
    Collectieve Arbeidsonderneming
    C
    Centrale Arbeidsonderneming
    D
    Collectieve Arbeidsovereenkomst

    Slide 16 - Quizvraag

    Timmerman is een beroep in de primaire sector.
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 17 - Quizvraag

    Welke beroepen kom je tegen in de tertiaire sector?
    A
    kapper
    B
    boer
    C
    taxichauffeur
    D
    leraar

    Slide 18 - Quizvraag

    Industrie is een onderdeel van de secundaire sector.
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 19 - Quizvraag

    Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?
    A
    ziekenhuis
    B
    brandweer
    C
    school
    D
    bank

    Slide 20 - Quizvraag

    Hoe noem je de prijs van arbeid?

    Slide 21 - Open vraag

    Als er veel vraag is naar programmeurs, en er zijn er weinig, dan is het salaris hoog.
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 22 - Quizvraag

    De productiesectoren zijn natuur, arbeid en kapitaal.
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 23 - Quizvraag

    Wat is een vacature?

    Slide 24 - Open vraag

    Dit is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer.
    A
    CAO
    B
    Arbeidsovereenkomst
    C
    Flexwerk
    D
    Arbeidsvoorwaarden

    Slide 25 - Quizvraag

    Een teveel aan arbeiders kan leiden tot ontslag.
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 26 - Quizvraag

    Deze wet regelt de werk- en rusttijden
    A
    Arbowet
    B
    Arbeidstijdenwet

    Slide 27 - Quizvraag

    Bereken het nettoloon:
    Brutoloon: €3.000, Loonbelasting: €800, sociale premies: €150.
    A
    €3.950
    B
    €2.200
    C
    €2.050
    D
    €1.950

    Slide 28 - Quizvraag

    Wat maakt flexibel werk aantrekkelijk voor de werkgever?

    Slide 29 - Open vraag

    Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
    A
    seizoenswerkloosheid
    B
    structurele werkloosheid
    C
    regionale werkloosheid
    D
    frictie werkloosheid

    Slide 30 - Quizvraag

    Van welk soort werkloosheid is sprake?
    "Tijdens perioden van crisis...."
    A
    regionale werkloosheid
    B
    structurele werkloosheid
    C
    seizoenswerkloosheid
    D
    conjuncturele werkloosheid

    Slide 31 - Quizvraag

    Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
    A
    frictiewerkloosheid
    B
    conjuncturele werkloosheid
    C
    seizoenswerkloosheid
    D
    structurele werkloosheid

    Slide 32 - Quizvraag

    Wanneer je een bepaalde periode in het jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
    A
    structurele werkloosheid
    B
    seizoenswerkloosheid
    C
    verborgen werkloosheid
    D
    conjuncturele werkloosheid

    Slide 33 - Quizvraag

    Conjuncturele werkloosheid is blijvend.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 34 - Quizvraag

    Is er hier sprake van conjuncturele werkloosheid?
    A
    ja
    B
    nee

    Slide 35 - Quizvraag

    Bij een groeiende economie stijgt de werkloosheid.
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 36 - Quizvraag

    Welke soorten werkloosheid zijn er? Probeer ze allemaal te noemen.

    Slide 37 - Open vraag

    extra uitleg

    Slide 38 - Tekstslide

    Slide 39 - Video

    Slide 40 - Video

    Slide 41 - Video

    Slide 42 - Video

    Slide 43 - Video

    Slide 44 - Video