Landstede Groep

H7 Basis Natuurkunde - 7.4 kracht en Beweging - 7.5 energie

H7 Basisnatuurkunde - 7.4 kracht en beweging & 7.5 Energie
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
Nee
Telefoons in de telefoontas!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H7 Basisnatuurkunde - 7.4 kracht en beweging & 7.5 Energie
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
Nee
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Tekstslide

Maken opdrachten 7.4 en 7.5 

 volgen instructie 
Aan de slag met examenopdrachten.
Bespreken gemaakte opdrachten 

Slide 2 - Tekstslide

opdracht
Wat: Maken:
7.4: 7,8,13,17,26
7.5: 3,10,14,16,19,21,30

Hoe: Zelfstandig 
Hulp: Binas
Tijd: 25 min 

Resultaat: Na 25 min klassikaal bespreken.  Je krijgt Inzicht in basiskennis over krachten, beweging en energie
klaar: uitwerken leerdoelen, maken samenvatting

timer
25:00

Slide 3 - Tekstslide

Bespreken Herhalingsopdracht

Slide 4 - Tekstslide

 Herhalingsopdracht 7.4 krachten en beweging & 7.5 Energie
..... punten of minder:

verplicht volgen instructie 
.... punten of meer: 

 mag instructie volgen of zelfstandig aan de slag met opdrachten 

Slide 5 - Tekstslide

7.4 kracht en beweging

Slide 6 - Tekstslide

kracht
een kracht kun je niet zien, de gevolgen van een kracht kun je wel zien. krachten kunnen:
1. Vorm van voorwerp veranderen
2. snelheid van een voorwerp veranderen
3. richting van een voorwerp veranderen. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoe veranderen krachten snelheid
Voor beweging is kracht nodig: spierkracht of aandrijfkracht (motor van voertuig). 

 Wrijfingskrachten: rolweerstand & luchtweerstand  zorgen voor tegenwerking

Nettokracht = aandrijfkracht - wrijvingskrachten. 

Nettokracht bepaald of je versnelt, constante snelheid, vertraagt of remt. 


beweging.

Slide 10 - Tekstslide

versnelling
versnellen betekend snelheid wordt steeds groter. 

versnellen betekend nettokracht is groter dan 0 

Voorwerp versnelt altijd in richting van de nettokracht. 


Slide 11 - Tekstslide

Bugatti trekt in 2,9s op van 0 naar 100 km/h 

Bugatti versnelt dus iedere seconde met 34 km/h ( 100: 2,9 = 34)

34 km/h = 9, 6 m/s 

versnelling is 9,6 m/s2
versnelling

Slide 12 - Tekstslide

versnelling berekenen. 
Versnelling hangt af van de massa en nettokracht. een lichter voorwerp versnelt sneller dan een lichter voorwerp. 

Nettokracht = massa x versnelling                                               Fnetto = m x a 

Fnetto = Nettokracht in Newton (N)
M = de massa in kg
a = versnelling in m/s2
versnelling berekenen.

Slide 13 - Tekstslide

Snelheid
snelheid is een verhouding tussen afstand en tijd. 

Snelheid geeft aan hoeveel afstand je aflegt in een bepaalde tijd. 

Snelheid meet je in m/s of km/h
snelheid

Slide 14 - Tekstslide

gemiddelde snelheid omrekenen.
tijd omrekenen. 

Slide 15 - Tekstslide

gemiddelde snelheid
verschillende factoren zorgen ervoor dat jij snelheid moet aanpassen 

Daarom rekenen we met gemiddelde snelheid. 

Gemiddelde snelheid wordt bepaald in m/s of km/h 
gemiddelde snelheid

Slide 16 - Tekstslide

Rekenen met gemiddelde snelheid
Gemiddelde snelheid is de verhouding tussen afstand en tijd. 
gemiddelde snelheid kun je berekenen met:

Gemiddelde snelheid = afstand : tijd.                Vgem = s : t 

hierin is:
Vgem  de gemiddelde snelheid in m/s of km/h
s  de afstand in m of km 
t is tijd in s of h 
Vgem berekenen

Slide 17 - Tekstslide

7.4 kracht en beweging

Slide 18 - Tekstslide

Branddriehoek
  • alleen verbranding als voldaan is aan drie voorwaarden 

  • Kleinere brandstofdeeltjes branden sneller dan grootte brandstofdeeltjes

  • Snelheid hangt ook af van verhouding tussen brandstof en zuurstof

  • Bij een explosie verbranden alle brandstofdeeltjes in 1 keer 

  • Snelle verbrandingsreacties zijn explosies, langzame verbrandingsreacties zijn oxideren (roesten) en verbranding in lichaam. 










Slide 19 - Tekstslide

Waarom verbrand je brandstof
  •  Warmte vrij

  • Warmte is vorm van Energie

  • Energie gebruiken voor: koken, douchen, huis verwarmen, elektriciteit maken. 

  • Beweging van auto/ motor

Slide 20 - Tekstslide

Verbrandingswarmte
brandstof:                  steenkool                                        benzine                                     aardgas

Verbrandings- 
warmte:                       29000 J/g                                       33000 J/cm3                               32 J/cm3

Slide 21 - Tekstslide

Geleiding:Warmte verplaats zich door een stof
Straling: warmte die je voelt. Straling kun je niet zien (infrarood straling)
stroming: warme lucht gaat zich verplaatsen door de ruimte en neemt daarmee de warmte mee

Slide 22 - Tekstslide

Warmte verlies door stroming
  •  Warmte verlies door stroming kun je tegen houden door:

  1.  Kieren dichtmaken en ramen en deuren gesloten houden
  2. Gebruik maken van materialen die stilstaande lucht bevatten. door stilstaande lucht kan geen warmte stromen. 
Warmteverlies door stroming
  • kieren dichtmaken en deuren en ramen sluiten
  • Gebruik maken van materialen die stilstaande lucht bevatten: wol, piepschuim, glaswol, dubbelglas 

  • In stilstaande lucht kan warmte niet stromen. 

Slide 23 - Tekstslide

warmteverlies door straling
warmteverlies door straling
  • warmtestralen terugkaatsen 

  • Gebruik maken van witte en glanzende materialen

  • Radiatorfolie, spiegelend glas in thermoskan


Slide 24 - Tekstslide

warmte verlies door geleiding
Geleiding hou je tegen door gebruik te maken van isolatoren

Isolatoren geleiden warmte slecht 

isolatoren gebruik je in koudebruggen -> plaatsen waar door geleiding warmte gaat verloren. 
Geleiding hou je tegen door gebruik te maken van isolatoren

Isolatoren geleiden warmte slecht 

isolatoren gebruik je in koudenbruggen -> plaatsen waar door geleiding warmte gaat verloren. 
warmteverlies door geleiding

Slide 25 - Tekstslide

Fossiele brandstoffen 
  • Fossiele brandstof zitten in bodem van aarde en zijn ontstaan uit planten en dieren resten 

  • Fossiele brandstoffen zijn: steenkool, aardgas & aardolie 

  • Fossiele brandstoffen bestaan voornamelijk uit koolstof en waterstof

  • Bij de volledige verbranding van fossiele brandstoffen ontstaat koolstofdioxide en waterdamp 

  • Brandstof + zuurstof --> koolstofdioxide + water

  • De uitstoot van koolstofdioxide zorgt voor versterking van het broeikaseffect.   




Slide 26 - Tekstslide

Energie
Energie kun je niet maken. 

Energie kun je omzetten in een andere vorm van energie. 

Voor het maken van elektrische energie heb je dus een andere vorm van energie nodig.  (warmte, licht, chemische energie of beweging energie) 

Slide 27 - Tekstslide

Conventionele elektriciteitscentrale
Meerdere energieomzettingen plaats

Chemische energie -> warmte energie
(brandstof verbrand)

Bewegingsenergie -> Elektrische energie 

Slide 28 - Tekstslide

Chemische energie wordt omgezet in warmte energie 
Bewegingsenergie wordt omgezet in elektrische energie in de dynamo

Slide 29 - Tekstslide

Duurzame elektriciteit opwekken
Windenergie:

Bewegingsenergie -> Elektrische energie

nadeel: werkt alleen met wind 




Zonne-energie: 

Stralingsenergie -> Elektrische energie 

Nadeel: werkt alleen overdag. 

Slide 30 - Tekstslide

waterkracht:

Bewegingsenergie -> elektrische energie


Nadeel: 
Hoogteverschillen nodig
Duur
Bij langdurige droogte ontstaat een watertekort



Slide 31 - Tekstslide

Energie
Energie kun je niet maken. 

Energie kun je omzetten in een andere vorm van energie. 

Voor het maken van elektrische energie heb je dus een andere vorm van energie nodig.  (warmte, licht, chemische energie of beweging energie) 

Elektrische energie kun je weer omzetten in andere vormen van Energie ( warmte, licht, chemische energie of beweging

Slide 32 - Tekstslide

Elektrische Energie:


  • Vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat verbruikt per seconde

  • Vermogen wordt aan gegeven in Watt (W) 

  • 1 W =  1 J/s 



Slide 33 - Tekstslide

Elektrische energie 
(opgenomen)
licht
(Nuttig)
Warmte
(ongewenst)
100 W
10 W
90 W

Slide 34 - Tekstslide