Landstede Groep

Hoofdstuk 10 - Natievorming | VWO

Hoofdstuk 10
Natievorming
1 / 78
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 78 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 10 videos.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 10
Natievorming

Slide 1 - Tekstslide

Een media-tip passend bij dit hoofdstuk is het programma Holland!. Hierin gaat Rianne van Dorst op zoek naar de Nederlandse identiteit en onderzoekt ze onder andere in symbolen, (politieke) waarden en tradities.
Prinsjesdag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6V -> examen MAW
- Nog 3 hoofdstukken
- Kern- en hoofdconcepten toepassen
- PO onderzoek
- 3 SE's, 2x nieuwe stof (120 min), laatste over H1-9 (180 min.)
- Geen KWT, 2 lesuren per week
--> Theorie gaat snel, zelf boek lezen!, opdrachten oefenen, syllabus erbij houden (periode 3 ook meenemen in de lessen)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planner

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Het hele fragment is relevant voor dit hoofdstuk. Mocht je als docent een korter fragment willen laten zien, de volgende suggesties: 

00:00 - 01:50 - Taal als belangrijkste verbindende factor
03:02 - 03:56 - Genuanceerde uitleg over nationale identiteit





Wat heb ik het vorige hoofdstuk geleerd?
Vorig hoofdstuk leerde ik ...
  • wat een paradigma is
  • wat het rationele actor-paradigma, conflict-paradigma, fucntionalisme-paradigma en het sociaalconstructivisme-paradigma inhouden
  • hoe er door de verschillende paradigma's naar socialisatie gekeken wordt
  • hoe de paradigma's kunnen worden ingedeeld

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer ik dit hoofdstuk?
  • Ik weet hoe bindingen gezien worden vanuit de paradigma's
  • Ik weet wat de relatie is tussen politiek en (nationale) identiteit en dat dit gebaseerd is op het dilemma van collectieve actie. 
  • Ik weet wat de modernistische en essentialistische blik is op het ontstaan van naties. 
  • Ik weet wat het verschil is tussen een natiestaat en een multinationale staat
  • Ik weet hoe nationale cultuur onderhevig is aan politieke en sociale ontwikkelingen.
  • Ik weet wat de oorzaken zijn voor de toegenomen politieke aandacht voor identiteit. 
Leerdoelen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§10.1 Context: Dé Nederlandse identiteit

Slide 8 - Tekstslide

Pagina 203


Bestaat dé Nederlander volgens jou? En zo ja, wat houdt dat in?
Bestaat dé Nederlander volgens jou? En zo ja, wat houdt dat in?

Slide 9 - Open vraag

Volgens koningin Máxima bestaat dé Nederlander niet. 
Lezen 10.1

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke kernconcepten passen bij natievorming?
Hoe kan sociale ongelijkheid
bestreden worden?

Slide 12 - Woordweb

Leg uit dat de juiste antwoorden zijn: identiteit, socialisatie, binding, sociale cohesie en groepsvorming (pagina 204).

Dit is omdat het gaat om een collectieve identiteit, waarbij er binding bestaat tussen de verschillende actoren die tot een groep behoren en waarbij normen en waarden worden overgedragen bij het proces van socialisatie. 
Bindingen en paradigma's
Functionalisme-
paradigma
Functionalisten zien sociale cohesie als de lijm van de samenleving en vragen zich af wat mensen bindt, hoe sociale cohesie ontstaat en met welke indicatoren deze gemeten kan worden. 
Conflict-paradigma
-> Geringe mate van sociale cohesie. Kijken naar in- en uitsluitingsprocessen, ‘haves’ en ‘havenots’ en latente/ manifeste conflicten die hierdoor of door culturele kenmerken ontstaan. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bindingen en paradigma's
Sociaalconstructivisme-paradigma
Nadruk op de persoonlijkheid en identiteit van de actor en de identificaties en subjectieve opvattingen van die persoon  Mogelijkheid tot multiple-identity.
Rationele-actor paradigma
Bindingen zijn ruilrelaties, en worden in stand gehouden zolang mensen baat hebben bij een binding. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maken par. 10.1
Opdrachten werkboek
-    Tekstverkenners 6 en 7
-    Opdracht 1A, 1B en 2

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking leerstof
Tekstverkenners (zelf checken in boek, vragen? -> kom langs)
Opdracht 1A: Paradigma’s, bindingen en nationale identiteit

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking leerstof
Opdracht 1A: Paradigma’s, bindingen en nationale identiteit
A.    Conflict.
B.    Rationele actor.
C.    Functionalisme.
D.    Sociaalconstructivisme.
E.    Rationele actor.
F.    Sociaalconstructivisme.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking leerstof
Opdracht 1B: Paradigma’s, bindingen en nationale identiteit) 
a) Herdenking WO2: sociale (het gaat om gedragsregulering zonder dat er politieke besluitvorming aan te pas komt ook al zijn er politici bij aanwezig).
b) Herdenking: sociale
c) Inzamelingsactie: geen van beide omdat dit zeer divers kan zijn, niet ‘eenmalig per jaar en landelijk’ zoals herdenkingen.
d) Protestbijeenkomst: geen van beide
e) Overlijden: sociale institutie omdat bij overlijden er veel (ongeschreven) regels zijn hoe mensen zich moeten gedragen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking leerstof
Opdracht 1B: Paradigma’s, bindingen en nationale identiteit)
f) Sport: sociale omdat er veel formele en informele regels zijn die het gedrag van sporters onderling reguleren.
g) Koningsdag/Koninginnedag: sociale en geen politieke. Het betreft veel verwachtingspatronen op sociaal vlak. Het heeft niets te maken met politieke besluitvorming.
h) Verkiezingen: politieke, omdat het gaat om formele en informele regels die het gedrag reguleren rondom politieke besluitvorming (wie krijgt hoeveel macht).
i) Referendum: politieke
j) Prinsjesdag: politieke en sociale. Er zitten sociale rituelen aan deze dag vast maar ook politieke regels.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking leerstof
Opdracht 8: Gewone, gekke Nederlanders
1)    Het idee dat de Nederlandse identiteit ontstond in de 16e eeuw past het beste bij de nationalistische (essentialistische) school. Deze school zegt dat naties historisch gegroeide eenheden zijn, waarin mensen met een culturele identiteit gedeelde herinneringen, ideeën over een gemeenschappelijke herkomst en een gemeenschappelijke taal hebben. Willem van Oranje zette zich met de Nederlandse cultuur af tegen de Spaanse cultuur. Nederlanders waren volgens hem vrijheidslievend en gesteld op hun privileges, Spaanse mensen waren wreed en arrogant.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking leerstof
Opdracht 8: Gewone, gekke Nederlanders
2)    De eigenschappen van de modernistische school zijn terug te zien in de aanhangers van de Romantiek. Mensen die stellen dat de romantiek het nationalisme naar voren haalde hangen de modernistische school aan. Volgens hen is dit dus pas veel later ontstaan.
3)    In Nederland is er enerzijds wel sprake van een sterke nationale identiteit omdat we leven in een natiestaat met veel gedeelde normen en waarden. Toch zijn er anderzijds ook veel verschillen en leven er veel culturen naast elkaar, er is sprake van pluriformiteit. Er zijn veel culturele scheidslijnen langs godsdiensten, gewoontes en zelfs klassen. Zo ontstaat er een steeds grotere kloof tussen lager en hoger opgeleiden. Ook is er een kloof ontstaan tussen mensen van verschillende herkomsten. Door deze (groeiende) verschillende kun je ook beargumenteren dat er steeds minder sprake is van een sterke nationale identiteit.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking leerstof
Opdracht 8: Gewone, gekke Nederlanders
4)    De nadruk op waarden past meer bij de modernistische school. Deze school stelt namelijk dat de politieke elite mensen aan zich probeert te binden door hen te overtuigen van bepaalde waarden. De nationalistische (essentialistische) school gaat meer uit van karaktereigenschappen die al lang geleden zijn ontstaan en nog steeds voortbestaan in de Nederlandse cultuur. Waarden (waarover politici spreken) zijn meer aan verandering onderhevig.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking leerstof
Opdracht 8: Gewone, gekke Nederlanders

5)    De koopman verwijst naar handel, vrijheid en tolerantie. In deze tekst wordt gesteld dat de Nederlandse cultuur continuïteiten kent. Zo zijn Nederlanders gesteld op hun vrijheden, dit was in de 16e eeuw al zo en werd toen al benadrukt door Willem van Oranje. Ook zijn (waren?) Nederlanders tolerant tegenover andere godsdiensten en gericht op economische groei. De ‘dominee’ is te herkennen in de ‘eigenwijsheid’ en misschien ook ‘nuchterheid’ die in alinea 3 staat genoemd. En in het ‘delen van waarden over de grens’ (alinea 4). Nederlanders weten vaak voor een ander wat goed voor die ander is ('preken').

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

07:45



Bij welk paradigma past de toespraak van koningin Máxima uit 2007 het best?
Bij welk paradigma past de toespraak van koningin Máxima uit 2007 het best?
A
Functionalisme-paradigma
B
Conflict-paradigma
C
Rationele actor-paradigma
D
Sociaalconstructivisme- paradigma

Slide 25 - Quizvraag

Het juiste antwoord is sociaalconstructivisme-paradigma. In de speech benadrukt Maxima het hebben van verschillende identiteiten, bijvoorbeeld zowel Nederlander, Europeaan en wereldburger of zowel Nederlands als Marokkaans. Ze eindigt de speech door te zeggen dat het niet 'of of' is maar 'en en'. Daarin zou je kunnen het sociaalconstructivisme paradigma kunnen herkennen, wat stelt dat mensen 'dynamische, meervoudige en wisselende identificatie hebben met verschillende groepen of personen' (multiple identities).
§10.2 Analyse: de politiek en de cultuur

Slide 26 - Tekstslide

Pagina 206
Leerdoelen 10.2
••     Ik kan omschrijven hoe Nederlandse burgers politieke binding met elkaar hebben en kan hierbij minstens één voorbeeld geven.
•    Ik kan de politieke binding tussen Nederlandse burgers herkennen in en toepassen op een bron.
•    Ik kan de twee visies op het ontstaan van naties omschrijven, onderscheiden, herkennen in en toepassen op een bron.
•    Ik kan de visies van modernisten en essentialisten op staatsvorming en natievorming onderscheiden, herkennen in en toepassen op een bron.
•    Ik kan het verschil tussen natiestaten en multinationale staten noemen, omschrijven, herkennen in en toepassen op een bron.
•    Ik kan een beschrijving geven van het debat over nationale cultuur en identiteit en kan de verschillende visies onderscheiden, herkennen in en toepassen op een bron.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke bindingen
Nederlanders hebben politieke bindingen met elkaar, omdat sommige zaken niet door het individu geregeld worden, maar door het collectief.
Het feit dat de overheid gezag heeft is een gevolg van het proces van staatsvorming.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Wat is géén collectief goed?

Wat is géén collectief goed?

A
B
C
D

Slide 29 - Quizvraag

Het goede antwoord is A, omdat niet alle media door de overheid gefinancierd wordt. Wel zijn er natuurlijk zaken als de NPO die worden gefinancierd door middel van belastinggeld. 

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dilemma van collectieve actie
De overheid heeft als politieke institutie de macht om burgers te dwingen mee te doen aan een collectieve actie. Zo worden free riders voorkomen en wordt het dilemma van collectieve actie opgelost. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natie
Een natie bestaat uit groepen mensen met eenzelfde geschiedenis, taal en/of cultuur die zich daardoor verbonden voelen met elkaar. 
Naties kunnen gevormd worden op basis van etniciteit of rond gedeelde waarden.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Debat over natievorming
Modernisten
Essentialisten
Staatsvorming > Natievorming
Natievorming > Staatsvorming

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Stelling: Mensen met een lagere opleiding participeren meer in de politiek dan mensen met een hogere opleiding.
Past het ontstaan van Nederland eerder bij een nationalistische of modernistische visie op staatsvorming? 
nationalistische visie
Modernistische visie

Slide 36 - Poll

Het juiste antwoord is de modernistische visie. Het vormen van een natie was een strategie van de politieke elite om de bevolking aan de staat te binden, door onder andere de invoering van Standaardnederlands en het invoeren van nationale feestdagen. Kortom, eerst staatsvorming en vervolgens natievorming. 
Natiestaat en multinationale staten
Natiestaat
Wanneer een land één natie heeft en de grenzen van de natie samenvallen met de staat. 
Multinationale staat
Meerdere naties leven naast elkaar in dezelfde staat.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Noem een voorbeeld van een natiestaat en een multinationale staat.
Noem een voorbeeld van een natiestaat en een multinationale staat. 

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Voorbeeld van een multinationale staat
Nationale cultuur en identiteit
Nationalisten (essentialisten)
Nationale cultuur en identiteit komen voort uit langlopende tradities en symbolen, bijvoorbeeld de poldercultuur. 
Modernisten
Het gaat eerder om invented traditions: tradities die ooit zijn bedacht om de bindingen met de staat en de sociale cohesie in Nederland te versterken. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken par. 10.2
Opdrachten werkboek:
-    Tekstverkenners: 1, 2 en 5
-    Opdracht 8
Donderdag nakijken 10.1: 1A en 1B en 10.2 opdracht 8



Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 10.2
•     Ik kan omschrijven hoe Nederlandse burgers politieke binding met elkaar hebben en kan hierbij minstens één voorbeeld geven.
•    Ik kan de politieke binding tussen Nederlandse burgers herkennen in en toepassen op een bron.
•    Ik kan de twee visies op het ontstaan van naties omschrijven, onderscheiden, herkennen in en toepassen op een bron.
•    Ik kan de visies van modernisten en nationalisten op staatsvorming en natievorming onderscheiden, herkennen in en toepassen op een bron.
•    Ik kan het verschil tussen natiestaten en multinationale staten noemen, omschrijven, herkennen in en toepassen op een bron.
•    Ik kan een beschrijving geven van het debat over nationale cultuur en identiteit en kan de verschillende visies onderscheiden, herkennen in en toepassen op een bron.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§10.3 Ontwikkelingen nationale cultuur

Slide 43 - Tekstslide

Pagina 209
Politieke ontwikkelingen
  • Conflicten tussen staten, naties of groepen met gedeelde waarden en/of belangen die over staatsgrenzen heen georganiseerd zijn.

  • Internationalisering van militaire, economische en politieke macht.
  • Multinationals (MNC's) en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) krijgen steeds meer invloed.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke ontwikkelingen
  • Meer internationale samenwerkingsverbanden op het gebied van defensie, economie en politiek.
  • Steeds meer problemen krijgen een bovennationaal karakter, zoals terrorisme, migratie en klimaat.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

De Verenigde Naties als voorbeeld van internationale samenwerking.
Welke andere internationale samenwerkingen ken je nog meer?
Welke andere internationale
samenwerkingen ken je nog meer?

Slide 47 - Woordweb

Voorbeelden van goede antwoorden zijn: Europese Unie, Europol, Europees milieuagentschap, NAVO
Gevolgen van politieke ontwikkelingen
1. Toename binding
Bindingen en afhankelijkheden tussen actoren op internationaal niveau breiden uit en intensiveren -> globalisering.
2. Afname autonomie
De autonomie en macht van nationale staten wordt aangetast. 

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Video

In tijden van conflict kunnen afhankelijkheden juist nadelig zijn.


Voel jij je verbonden met Europa? Leg uit waarom wel of niet.
Voel jij je verbonden met Europa? Leg uit waarom wel of niet. 

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nationale of Europese identiteit
Waarom mensen minder sterke bindingen hebben met de EU dan met nationale staten:
  • Gebrek aan breed gedragen gevoel van gemeenschappelijkheid
  • De verschillen tussen culturen in Europa zijn groot
  • Er is sprake van tegenstrijdige belangen tussen de verschillende Europese lidstaten.

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nationale of Europese identiteit
  • Gebrek aan een gezamenlijke Europese media die aandacht schenken aan de politieke ontwikkelingen in de EU.
  • Sterke nationale bindingen: neo-nationalistisch cultureel verzet. 

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur is relatief
De nationale cultuur en identiteit is relatief. Dat betekent dat cultuur aan verandering onderhevig is.

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke veranderingen zijn cultuur en identiteit onderhevig?

Aan welke veranderingen zijn
cultuur en identiteit onderhevig?

Slide 54 - Woordweb

Bespreek met de leerlingen de volgende ontwikkelingen: individualisering, democratisering, secularisering, rationalisering, globalisering, digitalisering en de uitbreiding van het kapitalisme en de opkomst van de multiculturele samenleving. 
Sociale ontwikkelingen
  • Secularisering: na de jaren '60 snelle afname van de invloed van christelijke geloof/politiek.

  • Democratisering: Nederlanders werden minder gezagsgetrouw. Machtsafstand werd kleiner.
  • Individualisering: mede o.i.v. verzorgingsstaat: loskomen van groepen -> eigen keuze belangrijk

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ontwikkelingen
  • Globalisering: bv. Amerikaanse cultuur (films/muziek) heeft meer invloed, invloed op consumptie. Vgl. ook K-pop
  • Nederland pluriformer: via internet/mobieltjes kunnen mensen makkelijk eigen culturele banden behouden via (internet)bubbels/contact met oorspronkelijke omgeving.

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen lezen
  • Bindingen in de multiculturele samenleving

  • Met sociaal wetenschappelijke bril kijken naar pluriforme samenleving.

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken par. 10.3
Opdrachten werkboek:
-    Tekstverkenners: 1-7
-    Opdracht 14


Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§10.4 Politiek en overheidsbeleid over identiteit

Slide 59 - Tekstslide

Pagina 213

Slide 60 - Video

Voorbeeld van een debat over identiteit vanuit het perspectief van jongeren. Benadruk dat er sinds 2000 sprake is van een verhit maatschappelijk debat over identiteit. 
Politiek over identiteit
In de politiek is er steeds meer aandacht voor identiteit, door:
  • Politieke en sociale ontwikkelingen (10.3)
  • Transnationale identificaties als gevolg van globalisering
  • Mondialisering van de media

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 62 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Identiteit en integratie
 Integratie van migranten --> loyaliteit aan Nederland is het belangrijkst. Bijvoorbeeld: debat over 2 paspoorten
Sommigen voelen zich niet meer thuis in Nederland, delen niet langer dezelfde waarden. Soms leidend tot spanningen (incidenteel radicalisering). 

Integratie en identiteitsvraagstuk
Integratievraagstuk als samenlevingsprobleem

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cultuuruniversalisme

Slide 64 - Tekstslide

Onder de vraag over identiteit en integratie ligt een van de meest fundamentele discussies in de multiculturele samenleving: cultuuruniversalisme versus cultuurrelativisme.
Cultuurrelativisme

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Bij welk uitgangspunt over cultuur past de volgende stelling?
'Er moet ruimte gegeven worden aan verschillende culturele overtuigingen'
Bij welk uitgangspunt over cultuur past de volgende stelling? 'Er moet ruimte gegeven worden aan verschillende culturele overtuigingen' 
Cultuur-universalisme
Cultuur-relativisme

Slide 66 - Poll

Leg uit dat beide antwoorden goed zijn. 
Cultuuruniversalisten stellen dat het in culturen gaat om algemeen menselijke praktijken en dat daarom ruimte gegeven moet worden om dat het in wezen toch om hetzelfde gaat. Cultuurrelativisten daarentegen stellen dat culturen gelijkwaardig zijn in hun diversiteit en dat ruimte gegeven moet worden aan elkaars cultuur. 
Vormen van identificatie
De WRR: identificatie is een dynamisch proces van leggen, onderhouden en verbreken van bindingen. 3 vormen van identificatie:
1. Functionele identificatie: ontstaat als mensen een gemeenschappelijk belang hebben en worden gezien als lid van een groep. 

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormen van identificatie
2. Normatieve identificatie: ontstaat als er mogelijkheden zijn om eigen normen en opvattingen te kunnen volgen en in te brengen in het publieke en politieke domein. Hoe meer mensen toegang hebben tot publieke discussies, hoe meer zij zich identificeren met 
de sociale en politieke orde. 

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormen van identificatie
3. Emotionele identificatie: gevoelens van verbondenheid, loyaliteit en trots.

Door globalisering en individualisering is er sprake van hybride identificaties.

Slide 69 - Tekstslide

Benadruk dat sinds het rapport van de WRR in 2007 de politieke posities ten opzichte van nationale identiteit en identificatie meer gepolariseerd zijn geraakt, en dat er sprake is van een tegenstelling tussen statische identiteit en dynamische identificatie visies. 

Sleep het voorbeeld naar de juiste vorm van identificatie
Emotionele identificatie
Functionele identificatie
Normatieve identificatie
Leden van een sportvereniging
Versplintering van het politieke landschap
EK voetbal

Slide 70 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 71 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maken par. 10.3 + 10.4
10.3 : Opdracht 14

10.4
Tekstverkenners: 1, 3 en 5
Opdracht 16, 19 en 20

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 73 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 74 - Link

Deze slide heeft geen instructies


Wat heb je geleerd deze les?

Slide 75 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat vind je nog lastig?

Slide 76 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les: Modernisering
Ik weet ...
  • hoe bindingen bezien worden vanuit de paradigma's
  • wat de relatie is tussen politiek en (nationale) identiteit en dat dit gebaseerd is op het dilemma van collectieve actie. 
  • wat de modernistische en essentialistische blik is op het ontstaan van naties.
  • wat het verschil is tussen een natiestaat en een multinationale staat
  • hoe nationale cultuur onderhevig is aan politieke en sociale ontwikkelingen.
  • wat de oorzaken zijn voor de toegenomen politieke aandacht voor identiteit. 

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van hoofdstuk 10
Natievorming

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies