Landstede Groep

Examentraining vwo 6

Examentraining vwo 6
Domein I
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Examentraining vwo 6
Domein I

Slide 1 - Tekstslide

Stand conjunctuur
BBP: de waarde van de productie in een land, het bbp ten op zicht van de trendmatige groei geeft aan of er sprake is van een hoog of laagconjunctuur.
Output gap: feitelijke productie(Y) - potentiele productie (Y*) (eventueel nog delen door Y* om het als percentage weer te geven.
    output gap positief dan sprake van hoogconjunctuur (overbesteding)
    output gap negatief dan sprake van laagconjunctuur (onderbesteding)
potentiele productie: de ideale productieomvang, structureel aanbod op lange termijn.
natuurlijke werkloosheid: de (structurele) werkloosheid die er is wanneer de feitelijke productie gelijk is aan de potentiele productie.

Slide 2 - Tekstslide

Stand conjunctuur
Werkgelegenheid en werkloosheid: werkgelegenheid is de hoeveelheid bezette banen + de vacatures (vraag naar arbeid). Tijdens hoogconjunctuur veel werkgelegenheid en weinig werkloosheid
inflatie: de procentuele verandering van het gemiddelde prijsniveau. Tijdens een hoogconjunctuur veel vraag naar goederen en diensten. De grotere vraag (en minder sterk stijgend aanbod) zal zorgen voor (bestedings)inflatie.

Slide 3 - Tekstslide

Nominale en reële grootheden
nominale eenheid = procentuele verandering hoeveelheid euro's 
reële eenheid = procentuele verandering koopkracht of omvang/volume
nominale en reële rente:
nominale rente = gewoon het rentepercentage van de bank
reële rente = de verandering van de koopkracht van het spaargeld
RIC = NIC / PIC x 100 --> IC staat voor indexcijfer!!
nominale economische groei: procentuele verandering BBP (de groei van de waarde van de economie)
reële economische groei: de procentuele verandering van de omvang/volume van de economie

Slide 4 - Tekstslide

geldillusie
Geldillusie is de neiging van mensen om over geld in nominale en niet in reële (voor inflatie gecorrigeerde) termen te denken.

Met andere woorden, mensen kijken alleen naar het absolute bedrag op hun bankrekening in plaats van wat ze met dat geld echt kunnen kopen.
geldillusieWanneer iemand 3% extra loon ontvangt, voelt hij zich rijker. Ook wanneer de inflatie 4% bedroeg en de koopkracht dus eigenlijk is afgenomen met ongeveer 1%.
Door dit gevoel zal deze persoon -ondanks de daling van de koopkracht- makkelijker zijn geld gaan uitgeven, want hij voelt zich rijker.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Conjunctuurpolitiek
het ingrijpen door monetair (centrale bank) of begrotingsbeleid (overheid)
Anticyclisch begrotingsbeleid: Beleid dat gericht is op het dempen van de conjunctuurgolven. Tijdens een hoogconjunctuur dus afremmen en tijdens een laagconjunctuur juist gas geven (stimuleren).
procyclisch begrotingsbeleid: Beleid dat de conjunctuurgolven versterkt, in principe nooit het streven van een overheid, maar moet soms gedwongen ivm bepaalde regels over staatsschuld en begrotingstekort.

Slide 7 - Tekstslide

Automatische stabilisatoren
mechanismen die in de economie zijn ingebouwd die automatisch de conjunctuur dempen. voorbeelden: sociale uitkeringen en progressief belastingsysteem

Slide 8 - Tekstslide

in en uitverdieneffecten
Wanneer de overheid in de economie INvesteert, komt een deel van deze investering weer bij de overheid terug via de belastingen. Ook zal de overheid door het stimuleren minder uitkeringen hoeven te verstrekken.Dit noem je het Inverdieneffect.
Wanneer de overheid bezUInigt, zal deze bezuiniging deels tegen vallen, doordat de overheid dankzij de bezuiniging minder inkomsten krijgt. Dit noem je het uitverdieneffect.

Slide 9 - Tekstslide

Centrale bank
De centrale bank houdt financieel toezicht en voert monetair beleid.
Enkelvoudig mandaat: prijsstabiliteit (inflatie rond 2% houden)
duaal mandaat: prijsstabiliteit + economische groei waarborgen
Maatschappelijke geldhoeveelheid (M1)= chartaal + giraal geld + alle direct opeisbare spaartegoeden (al het geld waar op korte termijn mee betaald kan worden).
geldschepping: de maatschappelijke geldhoeveelheid wordt groter: Dit is girale kredietverlening door algemene banken.
In zo’n geval wordt door een algemene bank ‘nieuw giraal geld’ bijgeschreven op de betaalrekening van de klant.
monetair beleid: aanpassingen van de rente, om daarmee inflatie (en eventueel economische groei) te beïnvloeden. De rente bepaalt uiteindelijk de geldhoeveelheid.

Slide 10 - Tekstslide

Centrale bank
Banken en financieel toezicht

Een bankrun kan ontstaan doordat de langlopende bezittingen van een bank niet op korte termijn kunnen worden verkocht om aan de kortlopende verplichtingen te voldoen;
Depositogarantiestelsel vermindert de kans op bankruns;
De ECB treedt op als lener-in-laatste-instantie aan banken.

Slide 11 - Tekstslide

Internationale concurrentie positie
Hoe gaat kan een land concurreren met andere landen.
prijs kwaliteit verhouding.
verbetering:
- nieuwe productietechnologie, waardoor kosten per product naar beneden kunnen en dus ook de verkoopprijs.
- stijging APT (zolang APT sneller stijgt dan de lonen, dalen de loonkosten per product)
- lagere inflatie dan de concurrerende landen
- daling wisselkoers, hierdoor is het voor het buitenland goedkoper de desbetreffende munt aan te schaffen

Slide 12 - Tekstslide

Wisselkoers
De prijs van een munt uitgedrukt in een andere munteenheid.
Appreciatie: koersstijging       Depreciatie: koersdaling


Slide 13 - Tekstslide

Wisselkoers
De prijs van een munt uitgedrukt in een andere munteenheid.
Appreciatie: koersstijging       Depreciatie: koersdaling
Als de koers van de ene munt apprecieert, zal automatisch de andere munt depreciëren. 

Verband Appreciatie en saldo betalingsbalans


Slide 14 - Tekstslide

Wisselkoers
De prijs van een munt uitgedrukt in een andere munteenheid.
Appreciatie: koersstijging       Depreciatie: koersdaling

Verband Appreciatie en saldo betalingsbalans
Bedenk eerst: wat is appreciatie --> koersstijging
                              Wat is de betalingsbalans --> overzicht van inkomsten en 
                              uitgaven van een land met een ander land.


Slide 15 - Tekstslide

Wisselkoers
Verband Appreciatie en saldo betalingsbalans
Appreciatie van bijv de euro tov dollar, de euro is dan voor Amerikanen duurder geworden. Dit zorgt voor een daling van de internationale concurrentie positie van de eurolanden. De export van de eurolanden zal afnemen, dus de ontvangsten vanuit het buitenland nemen af.
Daarnaast betekent een koersstijging van de euro, dat voor de eurolanden de dollar goedkoper zal worden. De internationale concurrentie positie van de VS verbetert dus. Eurolanden zullen meer producten in Amerika kopen, dit zorgt voor uitgaven op de lopende rekening van de betalingsbalans. 

Minder inkomsten vanuit buitenland en meer uitgaven zorgt voor verslechtering saldo lopende rekening van de betalingsbalans.


Slide 16 - Tekstslide

Wisselkoers
Invloed rente op wisselkoers

De rente in de eurolanden stijgt, wat is het gevolg voor de koers van de euro tov dollar?
Wanneer je iets moet zeggen over een koersverandering, dan moet je altijd letterlijk de woorden vraag naar of aanbod van (en benoemen waarvan) in je antwoord noemen!

Slide 17 - Tekstslide

Wisselkoers
De rente in de eurolanden stijgt, wat is het gevolg voor de koers van de euro tov dollar?
Rente in eurolanden stijgt, aantrekkelijk voor Amerikanen om in euroland te investeren/beleggen. De vraag naar de euro (in ruil voor dollars) stijgt, de koers van de euro zal dus stijgen (inkomsten op kapitaalrekening betalingsbalans stijgen).
of
De rente stijgt, hierdoor kan inwoners eurolanden meer sparen en minder lenen, daardoor dalen de bestedingen, daarmee neemt ook de vraag naar buitenlandse producten af. Daardoor minder aanbod van de euro (in ruil voor dollars), minder aanbod zorgt voor een hogere wisselkoers.

Slide 18 - Tekstslide

Vaste wisselkoers
Een flexibele wisselkoers veroorzaakt wisselkoersrisico’s bij internationale handel. Deze onzekerheid kan leiden tot minder internationale handel en daarmee welvaartsverlies.
Om die reden maken landen soms afspraken om hun “munten aan elkaar te koppelen”. In zo’n geval wordt afgesproken dat wanneer een bepaalde valuta teveel in waarde stijgt/daalt, de monetaire autoriteiten in zullen grijpen om de koers te corrigeren. Dat ingrijpen noemen we interveniëren.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

wisselkoers
Trilemma monetair beleid: maar twee van de volgende drie kunnen worden gekozen
vrij kapitaalverkeer
zelfstandig monetair beleid
vaste wisselkoers.

Bij vaste wisselkoersen en vrij kapitaalverkeer kan de Centrale Bank geen onafhankelijke rentepolitiek voeren: als de centrale bank de rente verhoogt, leidt dat tot een kapitaalinstroom uit het buitenland, waardoor de wisselkoers apprecieert;

Slide 21 - Tekstslide

EMU
Een muntunie heeft als voordeel dat wisselkoersschommelingen worden voorkomen waardoor financiële stabiliteit kan worden bevorderd;
Een muntunie heeft als nadeel dat economieën in de muntunie niet meer schokken kunnen opvangen via aanpassing van de wisselkoers waardoor de conjunctuurbeweging wordt versterkt;
Theorie optimale valutagebieden: bij afwezigheid van wisselkoers is alternatief aanpassingsmechanisme nodig via prijzen, lonen, migratie of inkomensoverdrachten (transfers). --> https://cumulus.co/economie/begrip/theorie-van-de-optimale-valutagebieden

Slide 22 - Tekstslide

maken
Vasthouden aan de parto 
Examen 2022 tijdvak III

Slide 23 - Tekstslide

ISMBGA model
- gaat over relatie tussen bbp, inflatie en rente
- geeft een modelmatige onderbouwing van begrotingsbeleid (overheid) en monetair beleid (Centrale bank)
- wordt gezien als een 'kijkje onder de motorkap van de economie'
Bestaat uit 4 onderdelen
- Keynesiaanse kruis
- IS curve
- MB curve
- GA Curve

Slide 24 - Tekstslide

ISMBGA model
Gesloten model --> dus zonder buitenland
Y = C + I + O
(S-I) + (B-O) = E - M wordt in dit gesloten model S - I = B - O

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

keynesiaans kruis
Voor het evenwicht zijn de bestedingen hoger dan het inkomen. We kopen dus meer dan dat er aan waarde wordt toegevoegd. Bedrijven moeten hun oude voorraden aanspreken.
Voorbij het evenwicht is het inkomen hoger dan de bestedingen. Er wordt dus meer geproduceerd dan dat er wordt besteed. Bedrijven bouwen voorraden op.

Slide 27 - Tekstslide

Keynesiaans kruis
Bestedingen (effectieve vraag) = C + I + O
Investeringen zijn autonoom
overheidsbestedingen zijn autonoom
De consumptie bestaat uit 2 onderdelen
C = Co + c(Y-B)
Co = autonome consumptie
c = consumptiequote -->hoeveel procent van het besteedbaar inkomen (Y-B) besteden we.
Tegenover de consumptiequote staat de spaarquote.

Slide 28 - Tekstslide

Verhoging overheidsbestedingen
Stel de overheid besluit tot een verhoging van de autonome overheidsbestedingen.

Dan is hier duidelijk het multiplier effect te zien.
De hoogte van de multiplier wordt bepaald door het spaarlek en belastinglek. Is de spaarquote/belastingquote hoog, dan zal de multiplier laag zijn. Bij hogere spaar of belastingquote verloopt de bestedingslijn vlakker

Slide 29 - Tekstslide

multiplier

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

De IS curve
Geeft het negatieve verband weer tussen de reële rente en het nationale inkomen weer.
Stel de rente stijgt, wat zal er dan gebeuren met de bestedingen?

Wat is het gevolg voor de consumptiequote?
Wat is het gevolg voor de investeringen?
Wat is dus het gevolg voor de bestedingslijn?

Slide 34 - Tekstslide

IS lijn
De IS-lijn geeft de mogelijke combinaties van rente en inkomen waarbij de goederenmarkt in evenwicht is bij een gegeven inflatie.

Stel de Centrale bank besluit de rente te verlagen, dan krijg je een verschuiving langs de IS lijn. 

Slide 35 - Tekstslide

Verschuiving van de IS lijn
Veranderingen van de bestedingen die niet het gevolg zijn van een renteverandering zorgen voor een verschuiving VAN de IS lijn.

Stel de overheid besluit tot het vergroten van de overheidsbestedingen. Daardoor stijgt de productie en dus ook het inkomen. Bij dezelfde rente hoort dus ineens een hoger inkomen. De IS curve verschuift naar rechts.

Slide 36 - Tekstslide

De MB lijn
De centrale bank beslist periodiek welke rente passend is bij de huidige stand van de economie.
In het is-mb-ga model heeft de centrale bank een enkelvoudig mandaat, de centrale bank kijkt dus alleen naar de inflatie.
De hoogte van het inkomen en de output gap spelen dus geen rol in deze besluitvorming. Daarom verloopt de mb lijn horizontaal.
Bij een lage verwachte inflatie zal centrale bank de rente verlagen
Bij een hoge verwachte inflatie zal de centrale bank de rente verhogen.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

de GA lijn
het aanbod van de hele economie. Dus totale aanbod van alle goederen en diensten.
Op lange termijn is output gap 0 en het geaggregeerde aanbod gelijk aan de potentiele productie
Op korte termijn kan geaggregeerd aanbod afwijken van potentiele productie door loonstarheid en prijsrigiditeit.

Slide 39 - Tekstslide

GA curve
Om de optimale productieomvang (maximale winst) te bepalen maken aanbieders een inschatting van de verwachte kosten en opbrengsten in de nabije toekomst.
In het model gaan we uit van een Naieve inflatieverwachting. De voorspelde inflatie voor de nabije toekomst (πe) is gelijk aan de huidige inflatie (π)
Producenten leggen inkoopprijzen contractueel vast en met werknemers wordt onderhandeld over het loon.
De verwachte inflatie is daarbij dus bepalend voor de uiteindelijke inkoopprijzen en lonen en dus voor toekomstige productiekosten.

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Maken
voorbeeldopgave islmga 

Slide 46 - Tekstslide