Landstede Groep

Les 1 - Oriëntatie hoofdstuk 4

Hoofdstuk 4
De industriële revolutie





Les 1 - Oriëntatie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
De industriële revolutie





Les 1 - Oriëntatie

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  • Je kan in grote lijnen uitleggen wat de industriële revolutie inhield.
  • Je kan de naam van het tijdvak en de bijbehorende jaartallen noemen.

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Tijdvak
  • Wat weet je al?
  • Schilderij bekijken en tekst lezen
  • (Filmpje Histoclips)
  • Vragen 
  • Opdrachten oriëntatie
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Tijdvak
Tijd van burgers en stoommachines

1800-1900

(Moderne tijd)

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je over industrie?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Wat is een nadeel van huisnijverheid (thuis producten maken met de hand)?
A
Het ging te langzaam
B
Het ging te snel
C
Het leverde te veel op
D
Het kostte te veel geld

Slide 8 - Quizvraag

Welke vorm van energie werd vóór de industriële revolutie NIET gebruikt?
A
Waterkracht
B
Windkracht
C
Paardenkracht
D
Kernenergie

Slide 9 - Quizvraag

Zet de verschijnselen op de juiste volgorde, van links naar rechts, zodat er een logische volgorde ontstaat.
Meer vraag naar kleding
Techniek in de landbouw verbetert
De bevolking groeit
Meer voedsel

Slide 10 - Sleepvraag

Zet de namen van de uitvindingen op de juiste afbeelding.
Schiet-spoel
Water-
rad
Spinning Jenny
Stoom-machine

Slide 11 - Sleepvraag

Welke uitspraak over de stoommachine is NIET waar?
A
Stoom zorgt ervoor dat een machine gaat bewegen
B
De stoommachines waren gemaakt van ijzer en staal
C
Stoommachines waren heel erg veilig en ontploften nooit
D
Om stoom te krijgen, moet water verhit worden met brandend steenkool

Slide 12 - Quizvraag

Fabrieken werden in het begin vlakbij ijzer- en steenkoolmijnen gebouwd.
Door welke uitvinding maakte het niet meer uit waar je je fabriek plaatste?
A
Tram
B
Trekschuit
C
Vliegtuig
D
Stoomtrein

Slide 13 - Quizvraag

Zet de verschijnselen op de juiste volgorde, van links naar rechts, zodat er een logische volgorde ontstaat.
Mensen verhuisden naar de steden
Techniek in de landbouw verbetert
Niet iedereen hoeft boer te zijn
Meer voedsel

Slide 14 - Sleepvraag

Welke uitspraak over de leefomstandigheden van de arbeider is NIET waar?
A
Arbeiders woonden vaak dicht bij de fabriek
B
De huizen waren vaak donker en klein
C
Een huis werd gedeeld met het hele gezin
D
De woningen waren vaak erg hygiënisch

Slide 15 - Quizvraag

Welke uitspraak over de werkomstandigheden van de arbeider is NIET waar?
A
Arbeiders kregen veel betaald
B
Het werk was gevaarlijk
C
Kinderen werkten ook in de fabrieken
D
De werkdagen waren erg lang

Slide 16 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van een wet die ervoor zorgde dat de arbeiders het beter kregen?
A
Kinderarbeid werd afgeschaft
B
Maximaal 40 uur werken
C
Arbeiders moesten loon afstaan aan de baas
D
Arbeiders verdienden een minimumloon

Slide 17 - Quizvraag

Oriëntatieopdracht
Reizen van Nijverdal naar Amsterdam:
1) Tijd van Grieken en Romeinen (in het jaar 0)
2) Tijd van Regenten en Vorsten (in 1650)
3) Tijd van Burgers en Stoommachines) (in 1850)
4) Nu? Tijd van ? (2021)

Zoek uit:
A. Hoe je het snelste kon reizen (welke vervoersmiddelen je kon gebruiken?). 
B. Hoe lang deed je er volgens jou over als je voor de snelste manier(en) koos? 






Slide 18 - Tekstslide

Opdrachten
  • Oriëntatie hoofdstuk 4
  •  Opdracht 1, 2, 3 en 4
  • Vragen? Stel ze!

Slide 19 - Tekstslide

Bedenk 5 kernwoorden die ongeveer beschrijven wat de industriële revolutie inhield.

Slide 20 - Open vraag