Neurotransmitters veranderen de doorlaatbaarheid van postsynaptisch membraan (BINAS 88I)
Exiterendee neurotransmitters (Opent Na+)
Acetylcholine
Inhibirende neurotranmitters (Opent K+)
GABA/Serotonine
Elk neuron maakt slechts één type neurotransmitter.
Slide 5 - Tekstslide
Exciterende neurotransmitter-> EPSP
Exciterende postsynaptische potentiaal (EPSP):
de membraanpotentiaal van het postsynaptisch neuron wordt tijdelijk minder negatief
Slide 6 - Tekstslide
Inhiberende neurotransmitter-> IPSP
Inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP):
de membraanpotentiaal van het postsynaptisch neuron wordt tijdelijk negatiever
Slide 7 - Tekstslide
Impulsoverdracht tussen neuronen
Elk neuron maakt maar één type neurotransmitter en kan dus ook alleen maar óf exciterend óf inhiberend zijn.
Of er een actiepotentiaal in het volgende neuron ontstaat, hangt af van de optelsom (summatie) = het effect van alle exciterende (EPSP) en inhiberende (IPSP) neurotransmitters op het postsynaptische potentiaal.
Slide 8 - Tekstslide
Elk neuron heeft contact met meerdere andere neuronen.
Slide 9 - Tekstslide
EPSP + IPSP = summatie
De optelsom (summatie) van alle EPSP's en IPSP's op een bepaald moment bepalen of er in het postsynaptisch neuron een actiepotentiaal optreedt.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Neuron P geeft een neurotransmitter met een inhiberende werking af.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
De drempelwaarde van neuron Q wordt niet bereikt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
In neuron Q vindt geen ionentransport plaatst.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
1
2
3
4
Exciterend, inhiberend of niets?
Slide 16 - Tekstslide
1
2
3
4
Inhiberende neurotransmitter
Exciterende neurotransmitter
1
2
3
4
Slide 17 - Sleepvraag
Doel 13.4
Je hebt geleerd hoe de overdracht van impulsen van het ene op het andere neuron plaatsvindt