Vb. versnelling en vertraging
Stel dat de snelheid van een voorwerp eenparig oploopt van 1,0 m/s tot 4,0 m/s in 6,0 seconden. Wat is de versnelling?
ve = 4,0 m/s vb = 1,0 m/s Δt = 6,0 s
Stel dat de snelheid van een voorwerp eenparig afneemt van 10,0 m/s tot stilstand in 12,0 seconden. Wat is de vertraging?
ve = 0,00 m/s vb = 10,0 m/s Δt = 12,0 s
Dit is dus een versnelling van -0,833 m/s2 en een vertraging van 0,833 m/s2. Let op het min-teken!