Als we gaan werken met de oppervlakte, zullen we de goede maat moeten gebruiken. Omdat de oppervlakte altijd een lengte en een breedte heeft, gebruiken we als oppervlaktemaat altijd de "vierkante" meter/ centimeter/kilometer. (vierkante geven we weer met een kleine 2)
Slide 4 - Tekstslide
Formule voor de oppervlakte
Als we de oppervlakte gaan uitrekenen dan kijken we dus naar de lengte en de breedte. bv: als we het onderstaande vierkant hebben, dan is de lengte 4 cm en de breedte 4 cm.
Bij het figuur hieraast kun je niet zomaar de lengte keer de breedte doen. Dus we moeten het figuur opdelen in 2 delen die we wel kunnen berekenen. Nu is het blauwe gedeelte 5m bij 6m en het oranje gedeelte 3m bij 3,5m. En nu kunnen we gaan rekenen :)
Slide 8 - Tekstslide
Even oefenen.....
Je krijgt een aantal meerkeuzenvragen. Probeer steeds het juiste antwoord te geven.
Slide 9 - Tekstslide
Bereken de oppervlakte
A
40,5 m2
B
48 m2
C
36 m2
D
38,75 m2
Slide 10 - Quizvraag
Bereken de oppervlakte.
A
180m2
B
200m2
C
188m2
D
172m2
Slide 11 - Quizvraag
Huiswerk
Maak opdracht 29, 32, 35 van paragraaf 8.4
- Kijk de vragen na.
- Heb je een aantal fouten? kijk goed naar wat het antwoorden- boek doet, kies zelf nog 2 vragen uit om verder te oefenen.
- Ging het goed? Daag jezelf uit met een uitdagende opdracht.