Landstede Groep

H5 Hoe werkt de overheid?

Welkom bij Economie
- Boek, schrift, rekenmachine op tafel
- telefoon uit zicht
Planning vandaag: 
oefentoets 
paragraaf 4.4 vrg 9 tm 12 nakijken
blz. 136 'Weet je het nog?' invullen
paragraaf 5.1 maken



Bijzonderheden
Voor de oefentoets heb je je iPad nodig.

Rekenmachine mee? 
Planning deze week:
hoofdstuk 4 afmaken, oefentoets h4, par. 5.1 maken

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Economie
- Boek, schrift, rekenmachine op tafel
- telefoon uit zicht
Planning vandaag: 
oefentoets 
paragraaf 4.4 vrg 9 tm 12 nakijken
blz. 136 'Weet je het nog?' invullen
paragraaf 5.1 maken



Bijzonderheden
Voor de oefentoets heb je je iPad nodig.

Rekenmachine mee? 
Planning deze week:
hoofdstuk 4 afmaken, oefentoets h4, par. 5.1 maken

Slide 1 - Tekstslide

maken: blz. 136 'Weet je het nog?'
  • Rijksoverheid
  • Het Rijk
  • Gemeente
  • infrastructuur
  • belasting
  • btw
  • accijns
  • subsidie
  • sociale zekerheid

Slide 2 - Tekstslide

5.1 Overheid, burgers en bedrijven
leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat collectieve goederen zijn en wat de collectieve sector is.
  • Je kunt uitleggen wat de particuliere sector is en hoe daar marktwerking plaatsvindt.
  • Je kunt voor- en nadelen noemen van privatisering.
  • Je kunt uitleggen hoe de overheid met subsidie en accijns het gedrag van burgers beïnvloedt.



Slide 3 - Tekstslide

collectieve sector & particuliere sector
blz 138 en 139                        filmpje
collectieve goederen
goederen/ diensten waar iedereen gebruik van kan maken (bijv. politie, straatverlichting, onderwijs, etc)
--> worden geleverd door de collectieve sector  (= overheid en instellingen voor sociale zekerheid)

particuliere sector (marktsector)  (burgers en bedrijven)
bedrijven proberen winst te maken met verkoop van goederen en diensten
--> er is marktwerking: bedrijven concurreren om klanten te krijgen

Maken: opdr 2, 3, 5 en 6        ongeveer 12 minuten

Slide 4 - Tekstslide

nakijken: vraag 2, 3, 5 en 6
  • 2 a Dat zien voorzieningen die de overheid levert en betaalt en waarvan iedereen gebruik kan maken.
  •  b De overheid wil de kwaliteit van de rechtsspraak bewaken.

  • 3. foto 1: alle 4
  • foto 2: burgers kunnen er niet apart voor betalen, van belang voor iedereen
  • foto 3: betaalbaar blijven, burgers kunnen er niet apart voor betalen

  • 5a. bedrijven moeten concurreren om de klant, en zullen daardoor een lagere prijs proberen te vragen. 
  • b.  er is geen marktwerking, collectieve bedrijven hoeven geen winst te maken. 





Slide 5 - Tekstslide

vraag 6 & privatisering / nationaliseren
  • vraag 6
  • a. De overheid kan dan kiezen voor het bedrijf wat op de goedkoopste mogelijke manier de opdracht uit kan voeren. 
  • b. de kwaliteit van het werk kan laag zijn (omdat het bedrijf de kosten laag wil houden, gebruiken ze bijvoorbeeld minder goede materialen). 

  • privatisering
  • taken van de overheid worden overgenomen door een bedrijf in de  particuliere sector

  • nationalisering
  • bedrijven uit de particuliere sector wordt overgenomen door de overheid

Slide 6 - Tekstslide

maken: vraag 7 t/m 10
fluisterend in duo's. 
  • 7 a 1 juist      2 onjuist       3 juist
  •  b Financiële dienstverlening is geen overheidstaak, dus toen de financiële dienstverlening was veiliggesteld, kon de bank weer geprivatiseerd worden.


  • 8 a x collectieve sector
  •  b De overheid wil de kwaliteit van de drinkwatervoorziening bewaken.

  • 9 a Met het geven van subsidies wil de overheid bepaald gedrag van burgers stimuleren.
  •  b Bijvoorbeeld: Door het stimuleren van het gebruik van duurzame energie, kunnen de maatschappelijke kosten van de klimaatverandering op den duur lager uitvallen.
  •  c Subsidie moet bepaald gedrag stimuleren. Met lagere belastingen kun je mensen stimuleren om een elektrische auto te kopen.
 






Slide 7 - Tekstslide

  • 10 a Accijns kost je altijd geld, statiegeld alleen als je de flessen of blikjes niet terugbrengt.
  •   Of:
  •   Accijns moet je ontmoedigen om een bepaald product te kopen, statiegeld stimuleert je om afval op de juiste plek in te leveren.
  •  b € 300.000.000 ÷ € 0,15 = 2.000.000.000 = 2 miljard blikjes.

Slide 8 - Tekstslide

zelfstandig werken aan paragraaf 5.2 
(alle opdrachten)

Slide 9 - Tekstslide

Welkom bij Economie
- Boek, schrift, rekenmachine op tafel
- telefoon/ iPad uit zicht
Planning vandaag: 
- par. 5.2 maken
opdrachten maken
nakijken
theorie
opdrachten maken

zelfstandig start par. 5.3 maken



Bijzonderheden
Voor de oefentoets heb je je iPad nodig.

Rekenmachine mee? 
Planning deze week:
hoofdstuk 5 maken + oefentoets H5

Slide 10 - Tekstslide

par. 5.2: de overheid en de economie
leerdoelen 

  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een planeconomie en een vrijemarkteconomie.
  • Je kunt uitleggen wat een sociale markteconomie is.
  • Je kunt instellingen noemen die de overheid adviseren.
  • Je kunt uitleggen welke gevolgen economische groei heeft voor de overheid, de bedrijven en de burgers.
  • Je kunt uitleggen wat een recessie en economische crisis is en je kunt vier maatregelen noemen waarmee de overheid de economie stimuleert.




Slide 11 - Tekstslide

Maken: opdracht 1 t/m 5
blz. 142 - 143
  • 1 a Met het product van deze start up registreert het voedselafval in keuken, waarmee een restaurant zijn processen en inkopen kan aanpassen en voedselverspilling beperken.
  •  b. Bijvoorbeeld: Zo kan de overheid de ontwikkeling van nieuwe ideeën stimuleren.

  • 2. de 1e en de 4e zijn juist

  • 3. 1. Bedrijven mogen niet zelf bepalen wat, hoeveel en tegen welke prijs ze produceren.
  •   2. Consumenten kunnen alleen kiezen uit producten die door de overheid zijn goedgekeurd / in opdracht van de overheid zijn geproduceerd.
  •  b Overheid verplicht burgers bijvoorbeeld spyware op telefoon te zetten. Overheid bepaalt wat iemand op internet (ook socials) mag zetten.

Slide 12 - Tekstslide

4 a. 1 In Nederland bestaat het minimumloon.
  2 De overheid houdt toezicht op de arbeidsomstandigheden.
  3 Voor mensen met geen of weinig inkomen zijn er uitkeringen.
 b. Het btw-tarief voor levensmiddelen is lager dan dat van andere producten.

5. Het gaat in dit artikel over overheidscontrole bij particuliere, winstbehalende bedrijven. 

  • planeconomie
  • de hele economie wordt geregisseerd door de overheid
     
  • vrije markteconomie
  • de hele economie werkt op basis van marktwerking, vraag en aanbod
     
  • sociale markteconomie
  • een tussenvorm; er is marktwerking maar de overheid grijpt in als nodig

Slide 13 - Tekstslide

Wie geeft raad?
blz. 144
De overheid kan advies of informatie vragen aan:
  • CBS (Centraal Bureau voor Statistiek)
  • verzamelt informatie over economische veranderingen

  • CPB (Centraal PlanBureau)
  • onderzoekt mogelijke gevolgen van overheidsmaatregelen

  • SER (Sociaal-Economische Raad)
  • Adviseert de overheid over sociaal-economische onderwerpen, zoals werkgelegenheid, pensioenen, lonen en uitkeringen. 
                                                                                                    Maken: vraag 6 klassikaal

Slide 14 - Tekstslide

de economie groeit & de economie krimpt
blz. 144 en 145 
bruto binnenlands product (bbp)
waarde van de totale productie; 
-> wordt gebruikt door economen om de stand van de economie te bepalen
stijgende productie = economie groeit

Nationaal inkomen
totale inkomen in een land

recessie
als economische groei lager is dan in gemiddeld
-> houdt een recessie lang aan, dan kan dat een economische crisis opleveren

Slide 15 - Tekstslide

Maken: vraag 7, 8 en 9
  • 7. Er is economische groei als bedrijven meer produceren. Dan gaan ze investeren en meer werknemers in dienst nemen. Doordat de winsten van bedrijven en de inkomens van werknemers toenemen, stijgt het nationaal inkomen.

  • 8.  de 1e, 2e, en 4e. ( de 3e niet, want als het goed is zijn er minder werklozen, en zullen de sociale premies eerder dalen)

  • 9. a.
    grafiek
  • c. De overheid verlaagt de belastingen  consumenten houden meer geld over en hebben meer te besteden  de afzet van bedrijven stijgt  bedrijven produceren meer  ze hebben meer werknemers nodig.

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig verder werken aan paragraaf 5.3
Planning deze week:
  • paragraaf 5.2
  • paragraaf 5.3 
  • paragraaf 5.4 
  • oefentoets

Slide 17 - Tekstslide

Welkom bij Economie
- Boek, schrift, rekenmachine op tafel
- telefoon/ iPad uit zicht
Planning vandaag: 
- par. 5.3 en 5.4 maken
- oefentoets maken
opdrachten maken
nakijken
theorie
opdrachten maken





Bijzonderheden
Voor de oefentoets heb je je iPad nodig.

Rekenmachine mee? 
Planning deze week:
hoofdstuk 5 maken + oefentoets H5

Slide 18 - Tekstslide

par. 5.3: Zijn we sociaal?
leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen wat het solidariteitsbeginsel is.
  • Je kunt de sociale verzekeringen onderverdelen in volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.
  • Je kunt uitleggen wat sociale voorzieningen zijn en wat sociale zekerheid is.
  • Je kunt uitleggen waarom Nederland een verzorgingsstaat is.



Slide 19 - Tekstslide

Start met opdrachten: vraag 1 t/m 3
blz. 146 en 147
1 a Een sociale huurwoning is een woning die door huurcorporaties onder een bepaalde huurprijs per maand verhuurd wordt.
 b Bijvoorbeeld: tiny houses zijn snel te plaatsen en nemen niet veel ruimte in, waardoor meer mensen sneller een woning kunnen krijgen.
 c eigen antwoord

2 Doordat iedereen met een inkomen een deel daarvan afstaat, kan dat geld gebruikt worden om het leven van mensen die geen of een te laag inkomen hebben wat meer welvaart te bieden en hun leven wat makkelijker te maken.

3 a. Mensen met een laag inkomen en weinig vermogen zouden anders geen zorgverzekering kunnen betalen.
 b. Tot je 18e hoef je geen zorgpremie te betalen en heb je geen zorgtoeslag nodig.
c. Nee, want deze regel geldt voor iedereen ongeacht het inkomen.




Slide 20 - Tekstslide

solidariteitsbeginsel & sociale zekerheid
blz. 146 en 147
solidariteitsbeginsel
iedereen met een inkomen staat een deel daarvan af voor mensen zonder inkomen of met een laag inkomen (zorgen voor elkaar)

sociale zekerheid
stelsel van sociale verzekeringen en
sociale voorzieningen, met als doel
iedereen in Nederland een sociaal
minimum te geven. 

vraag 4, 5, 7, 8

Slide 21 - Tekstslide

Nakijken vraag 4, 5, 7 en 8
blz. 147 - 149
  • 4a. volksverzekeringen zijn voor iedereen, werknemersverzekeringen alleen voor mensen die werknemer zijn of zijn geweest. 
  • b. Anw - voor mensen van wie de partner is overleden
  • Wlz - Voor mensen die 24 uur per dag zorg nodig hebben
  • WIA - Voor mensen die door ziekte of handicap geen eigen inkomen hebben
  • WW - Voor mensen die werkloos zijn geraakt

  • 5a. volksverzekering, hij is voor iedereen.
  • b. de levensverwachting (die groeit met 4,5 maand terwijl de AOW-leeftijd met 3 maand groeit)
  • c. dalen

Slide 22 - Tekstslide

  • 7 a. Door het sociaal minimum lager te houden dan het minimumloon, stimuleert de overheid mensen om op zoek te blijven naar werk.
  •  b. € 1.232,79 ÷ € 1.684,80 × 100% = 73,2%
  •  c. € 1.232,79 – € 1.059,43 = € 173,36
     
  • 8 a. 1  Sociale Zekerheid 0,29 × € 336,6 miljard = € 97,6 miljard
  •   2 Zorg 0,26 × € 336,6 miljard =  € 87,516 miljard
  •  b. € 87.516.000.000 ÷ 17.500.000 = € 5.000,91 
    (Als je gerekend hebt met € 87,5 miljard, dan kom je precies op € 5.000 uit.)
  • c. Het aantal ouderen neemt toe. Ouderen hebben over het algemeen meer zorg nodig.


Slide 23 - Tekstslide

par. 5.3: Zijn we sociaal?
leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen wat het solidariteitsbeginsel is.
  • Je kunt de sociale verzekeringen onderverdelen in volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.
  • Je kunt uitleggen wat sociale voorzieningen zijn en wat sociale zekerheid is.
  • Je kunt uitleggen waarom Nederland een verzorgingsstaat is.



Slide 24 - Tekstslide

par. 5.4: Heeft de overheid invloed?
lesdoelen
Je kunt uitleggen hoe de overheid de inkomsten en uitgaven onder controle houdt.

Je kunt snel omrekenen van miljarden naar miljoenen en omgekeerd.

Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de overheid aan inkomsten komt.

Je kunt voorbeelden geven van inkomsten van de gemeente.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

belastingen 
blz. 152 -153
Inkomsten van de overheid bestaan voornamelijk uit:
  • - belastingen         -> onder te verdelen in indirecte en directe belastingen
  • - sociale premies                -> worden gebruikt om de sociale verzekeringen te betalen

indirecte belastingen    (kostprijsverhogende belastingen)
  • belastingen die via een 'leverancier' aan de overheid worden betaald
  • bijv. btw en accijns
directe belastingen  (belastingen op inkomen)
  • belastingen die je rechtstreeks aan de overheid betaalt
  • bijv. inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting




Slide 27 - Tekstslide

Maken: vraag 1 t/m 8 (dus alles)
zelfstandig
Heb je 5.1 t/m 5.4 af?
Maak dan de oefentoets
(via de ELO, online, op de iPad).

Slide 28 - Tekstslide