Landstede Groep

Hoofdstuk 9. Gezondheid - Paragraaf 9.2 Goed geregeld

Quarantaine les
- Mevrouw Reemer in quarantaine

- Mevrouw Batterink in de les

- Les wordt online gegeven
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Quarantaine les
- Mevrouw Reemer in quarantaine

- Mevrouw Batterink in de les

- Les wordt online gegeven

Slide 1 - Tekstslide

Hoe noem je al je gewoontes van eten, drinken, roken, slapen, (school)werk, bewegen en ontspannen?
A
Leven
B
Gezond
C
Leefstijl
D
Ongezond

Slide 2 - Quizvraag

Bij welke afhankelijkheid krijg je ontwenningsverschijnselen?
A
Lichamelijk afhankelijk
B
Geestelijk afhankelijk

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel % meisjes van
14 jaar heeft alcohol
gedronken?
A
10
B
20
C
30
D
40

Slide 4 - Quizvraag

Welke stof in sigaretten zorgt ervoor dat je verslaafd raakt?

Slide 5 - Open vraag

Noem 4 verschillende soorten genotmiddelen.

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen
- Je leert hoe de hoeveelheid stoffen in je bloed constant blijft;

- Je leert over de taken van je lever en je nieren.

Slide 7 - Tekstslide

Constant blijven
Je lichaam houdt de hoeveelheid stoffen in je bloed zo veel mogelijk constant (hetzelfde).

Constant houden gebeurt door:
- Opnemen van stoffen in het bloed 
- Uitscheiden van stoffen uit het bloed

Slide 8 - Tekstslide

Regeling van de hoeveelheid glucose
Het glucosegehalte daalt door verbruik in de cellen. 
Het stijgt door de opname van verteerd voedsel.


Constant houden van het glucosegehalte door twee hormonen uit de alvleesklier:

- Insuline: stimuleert de opname van glucose in cellen en de opslag van glycogeen in lever en spieren. 


- Glucagon: stimuleert de omzetting van glycogeen in glucose.

Slide 9 - Tekstslide

Suikerziekte
Het hormoon insuline regelt dat glucose wordt opgeslagen in de lever.

Iemand met suikerziekte maakt te weinig insuline. Er wordt dan te weinig glucose opgeslagen.

Suikerpatiënten moeten zelf de hoeveelheid glucose in hun bloed regelen.

Slide 10 - Tekstslide

Uitscheiding
Uitscheidingsorganen halen overtollige, overbodige en giftige stoffen uit je bloed en brengen ze buiten je lichaam.

Uitscheidingsorganen zijn:
- Longen: waterdamp en koolstofdioxide 

- Lever: giftige stoffen zoals medicijnen en alcohol 

- Nieren: water, zouten, overtollige vitaminen en andere afvalstoffen 

- Huid: water en zouten

Slide 11 - Tekstslide

Nieren
  1. De nieren filteren afvalstoffen uit het bloed.
  2. De afvalstoffen komen in je urine terecht. 
  3. De blaas slaat de urine tijdelijk op. 
  4. Via de urinebuis verlaat de urine je lichaam.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe werken je nieren?
De zuivering van het bloed vindt plaats in nefronen.
  

In de kluwen van haarvaten vindt filtratie van het bloed plaats en ontstaat voorurine.


In het nierkanaaltje vindt resorptie plaats van nuttige stoffen en ontstaat urine.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Aan het werk
Hoofdstuk 9. Gezondheid
Paragraaf 9.2 Goed geregeld
Maken opdracht 1 t/m 23

Of aan de slag met je werkstuk over genotmiddelen

BEN JE KLAAR?
Samenvatten paragraaf 9.2 of www.biologiepagina.nl 
(maak een begrippenlijstje of ga oefenen)
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Je lichaam maakt energie met de verbranding in cellen. Wat is verbranding?
A
zuurstof + koolstofdioxide --> energie + glucose
B
glucose + zuurstof --> energie + koolstofdioxide + water
C
water + glucose --> energie + zuurstof + koolstofdioxide

Slide 17 - Quizvraag

Welk orgaanstelsel zorgt voor glucose in je bloed?
A
Ademhalingsstelsel
B
Verteringsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Spierstelsel

Slide 18 - Quizvraag

Welk orgaan regelt de hoeveelheid glucose in je bloed en kan dit opslaan of vrijgeven?
A
Spieren
B
Alvleesklier
C
Lever
D
Maag

Slide 19 - Quizvraag

Afvalstoffen worden uit je lichaam gehaald door middel van uitscheiding. Welke stof(fen) worden door de longen uit je lichaam gebracht?
A
water + zuurstof
B
zuurstof + koolstofdioxide
C
koolstofdioxide
D
water + koolstofdioxide

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet onderdeel 2
A
Nierader
B
Nierslagader
C
Urineleider
D
Urinebuis

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide