In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Les 7: woordraadstrategieën
Slide 1 - Tekstslide
Doelen van de les
Aan het einde van de les weet je wat een woordraadstrategie is
En hoe je de juiste schrijfwijze van werkwoorden kunt vinden.
Ook heb je een woorddossier gemaakt en daarin de geleerde woorden op de goede manier opgeslagen.
Slide 2 - Tekstslide
Opbouw van de les
Startopdracht
Een tekst begrijpen met hulp van een woordraadstrategie.
Lesopdracht: een woorddossier maken en moeilijke woorden uit een tekst in je woorddossier schrijven.
Feedback (wat ging goed, wat kan beter, heb je iets geleerd?)
Slide 3 - Tekstslide
Startopdracht
Maak tweetallen
Lees de tekst
Welke woorden missen?
Een derde van de volwassen Nederlanders heeft wel eens _______(1)_______. Vrouwen hebben twee keer zo vaak last van _____(2)___________ als mannen. Ook komen deze ________(3)__________ vaker voor op latere leeftijd.
Slide 4 - Tekstslide
Startopdracht
Een derde van de volwassen Nederlanders heeft wel eens __slaapproblemen__. Vrouwen hebben twee keer zo vaak last van __slapeloosheid__ als mannen. Ook komen deze __slaapproblemen__ vaker voor op latere leeftijd.
Slide 5 - Tekstslide
Uitleg
Om een tekst goed te kunnen begrijpen, moet je tussen de 95 en 98 procent van de gebruikte woorden kennen.
Ken je 'maar' 90 procent van de woorden, dan wordt het al lastig om de tekst te begrijpen:
Je begrijpt een op de tien woorden niet.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is een 'rolkooi'? Gebruik Taalhulp 4 (teams)
Slide 7 - Open vraag
Hoe schrijf je de voltooide tijd van het werkwoord het werkwoord deleten? woorden.org
Ik heb heel veel bestanden van mijn laptop gedel...
timer
1:00
A
gedeletet
B
gedeled
C
gedeletd
D
gedeleted
Slide 8 - Quizvraag
Hoe schrijf je de voltooide tijd van het werkwoord het werkwoord bungeejumpen? woorden.org
Ik heb heel veel bestanden van mijn laptop gedel...
timer
1:00
A
gebungeejumped
B
gebungeejumpd
C
gebungeejumpt
D
gebungeejumpet
Slide 9 - Quizvraag
Lesopdracht
Kies een tekst op niveau 1F, 2F of 3F.
Maak een map ‘woorddossier’ op je laptop of in OneDrive.
Lees de tekst en onderstreep de woorden die je niet kent.
Schrijf elk onderstreept woord in je woorddossier met daaronder de betekenis en de strategie die je hebt gebruikt.