Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
2.8 Erfelijkheidsonderzoek
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Biologie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
In deze les zitten
25 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
eisprong
menstruatie
rijpen eicel
Slide 4 - Sleepvraag
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Baarmoederhals wordt wijder
Kind wordt naar buiten geperst
Placenta en vruchtvliezen verlaten het lichaam
Slide 5 - Sleepvraag
Vruchtwater
Baarmoeder
Navelstreng
Placenta
Slide 6 - Sleepvraag
Wat is heteroseksualiteit?
A
Je aangetrokken voelen tot iemand van het andere geslacht.
B
Je aangetrokken voelen tot iemand van hetzelfde geslacht.
C
Je aangetrokken voelen tot mensen van beide geslachten
Slide 7 - Quizvraag
Als je op alle soorten geslachten valt, en alle genderidentiteiten ben je:
A
Homoseksueel
B
Demiseksueel
C
Panseksueel
D
Biseksueel
Slide 8 - Quizvraag
Gender: ik voel me een mens
Seksuele oriëntatie: Ik val op mannen en vrouwen
Geslacht: Vrouwelijk
A
Intersekse, panseksueel, geboren als vrouw
B
Intersekse, biseksueel, geboren als vrouw
C
Vrouw, biseksueel, geboren als vrouw
D
Vrouw, panseksueel, geboren als vrouw
Slide 9 - Quizvraag
Gender: ik voel me een vrouw
Seksuele oriëntatie: Ik val op innerlijk
Sekse: Mannelijk én vrouwelijk
A
Vrouw, panseksueel, geboren als intersekse
B
Vrouw, biseksueel, geboren als hermafrodiet
C
Intersekse, biseksueel, geboren als hermafrodiet
D
Intersekse, panseksueel, geboren als Man-vrouw
Slide 10 - Quizvraag
Hoe heet iemand die zich seksueel aangetrokken voelt tot zowel mannen als vrouwen?
A
homoseksueel
B
biseksueel
C
heteroseksueel
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Wanneer ben je een drager van een erfelijke ziekte?
A
Iemand die de aandoening heeft maar de aandoening niet kan overdragen
B
Iemand die de aandoening heeft en de aandoening wel kan overdragen
C
Iemand die niet de aandoening heeft en de aandoening niet kan overdragen
D
Iemend die de aandoening niet heeft maar wel kan overdragen
Slide 22 - Quizvraag
Sleep de woorden op de goede plek!
Echo
Vruchtwaterpunctie
Vlokkentest
Slide 23 - Sleepvraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide