Landstede Groep

Begroting en financieringsvormen deel 2

Balans en financieringsvormen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Balans en financieringsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Herhalen leerdoelen vorige week: 
  • Je weet wat een balans is.
  • Je weet wat vaste en vlottende, activa en passiva zijn.
  • Je kan bezittingen en schulden plaatsen op de balans. 
    Leerdoelen deze week 
Leerdoelen vorige week 
  • Je weet wat een resultaten rekening is.
  • Je weet wat een begroting is 
  • Je weet waar een jaarrekening uit bestaat.
  • Je weet het verschil tussen de bruto- en nettomzet
  • Je weet het verschil tussen de bruto- en nettowinst
  • Je weet wat het economisch resultaat is.
  • Je weet wat een banklening is.
  • Je weet wat een hypothecaire lening is en wat onderdelen hiervan zijn

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Herhalen leerdoelen vorige week: 
  • Je weet wat een balans is.
  • Je weet wat vaste en vlottende, activa en passiva zijn.
  • Je kan bezittingen en schulden plaatsen op de balans. 
    Leerdoelen deze week 
Leerdoelen deze week
  • Je weet wat bankgarantie is
  • Je weet wat leasing is en kent de verschillende vormen.
  • Je weet een mkb-krediet is
  • Je weet wat factoring is
  • Je weet wat solvabiliteit is
  • Je weet wat crowdfunding is
  • Je weet kredietunie is
  • Je weet wat ketenfinanciering is
  • Je weet wat een achtergestelde lening is
  • Je weet wat leverancierskrediet is
  • Je weet wat consignatievoorraad is
  • Je weet off-balance financiering is


Slide 3 - Tekstslide

Het jaarverslag bevat altijd de jaarrekening
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

De jaarrekening 
De balans
de winst en verlies rekening
Teksttoelichting op de balans
Toelichting op de resultatenrekening 

Slide 5 - Sleepvraag

Netto omzet =
A
Bruto omzet – alle kosten
B
Bruto omzet – alle kosten die direct gerelateerd zijn aan het realiseren van deze omzet.

Slide 6 - Quizvraag

Hypothecaire lening is hetzelfde als een banklening
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Welke hypotheekvormen kan je in Nederland afsluiten
A
annuïteiten en spaarhypotheek
B
annuïteiten en lineairehypotheek
C
lineaire en spaarhypotheek
D
aflossingvrij en annuïteitenhypotheek

Slide 8 - Quizvraag

Wat is leasing?

Slide 9 - Open vraag

Leasing
financial                                                      operational
                                     

Leasing = contractuele overeenkomst voor het gebruik van een specifiek object
Financial
  • Jij bent eigenaar vanaf dag 1. 
  • Zelf verantwoordelijk voor onderhoud, wegenbelasting, verzekering enz.
  • Je mag de auto op de balans voeren 
  • Onopzegbaar voor economisce levensduur

Operational
  • Leasemaatschappij blijft eigenaar
  • alles in 1 pakket: ondehoud, wegenbelasting, verzekering enz.
  • Je mag de auto niet op de balans voeren. 
  • Huurcontract voor beperkte duur. 

Slide 10 - Tekstslide

wat betekent mkb?

Slide 11 - Open vraag

Factoring 

Slide 12 - Tekstslide

Solvabiliteit  =  verhouding tussen eigen vermogen en het totaal vermogen
Ondernemer heeft €100.000. Het totale vermogen is  €500.000.
Solvabiliteit €100.000 : €500.000 x 100% = 20%

Gemiddeld moet die rond de 35% liggen 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is crowdfunding?

Slide 14 - Open vraag

Kredietunie = alternatieve financieringvorm voor mkb bedrijven waarbij niet alleen gekeken wordt of het geld kan worden terugbetaald, maar ook wie de ondernemer zelf is. Daarnaast houdt men toezicht op het beleid gedurende de looptijd van de lening

Slide 15 - Tekstslide

supply chain management = beheersen van opeen volgende activiteiten van producenten, groothandel en detailhandel tot aan de finale aflevering van het product. 

achtergestelde lening = vreemd vermogen waarvan de verstrekker bij faillisement pas als laatste wordt betaald 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een leverancierskrediet?

Slide 17 - Open vraag

consignatievoorraad = voorraad die pas betaald hoeft te worden als deze aan derden worden verkocht.


Slide 18 - Tekstslide

Vragen???

Slide 19 - Open vraag