Landstede Groep

Aanbodlijnen, Omzet en winst, variabele/vaste kosten

Hfst. 2 par. 2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hfst. 2 par. 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Opdrachtje
Hoeveel daalt/stijgt de aangeboden hoeveelheid als 
P met 1 stijgt? (groeifactor)

Laat je berekening zien
timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Totale winst
  • Een bedrijf streeft altijd naar maximale totale winst

TO - TK = TW

Totale Omzet (verkoopopbrengt) - Totale Kosten = Totale Winst

Slide 15 - Tekstslide

Totale Omzet (verkoopopbrengst)

Totale omzet = afzet x verkoopprijs
 TO = P x Q

Q = (quantity) afzet = aantal stuks

Er worden 2000 stropdassen verkocht voor € 50
Afzet = 2000 stuks
Totale Omzet = 2000 x € 50 = € 100.000

Slide 16 - Tekstslide

Totale kosten (restaurant)
Vaste kosten - kosten die niet afhangen van het aantal geproduceerde goederen/diensten. Deze kosten maakt een bedrijf altijd. Voorbeeld: huur, verzekeringen, loonkosten

Variabele kosten - Kosten die afhangen van de hoeveelheid geproduceerde stuks. Voorbeeld: ingrediënten eten, 

Slide 17 - Tekstslide

Totale kosten
TK = 2Q + 100

2Q = variable kosten, hangen af van Q (aantal stuks)
Vb: kosten per pizza zijn € 2

100 = de vaste kosten, deze maak je altijd
Vb: Loon en huur per avond



Slide 18 - Tekstslide

Een bakker verkoopt 200 broden en ontvangt daarmee in totaal € 420. Wat is juist?
A
De afzet is € 420
B
De totale winst is € 420
C
De omzet is 200 stuks
D
De omzet is € 420

Slide 19 - Quizvraag

Een ondernemer verkoopt 30 overhemden van € 30 per stuk. De totale kosten zijn € 420. Welke twee beweringen passen bij deze ondernemer?
A
De winst is € 480
B
De omzet is 30 stuks
C
De winst is € 900
D
De omzet is € 900

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag
H2, paragraaf 2
Opdracht 9, 10



timer
8:00

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Volgende Leerdoelen behaald?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide