Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
Pincode vmbo 4gt - herhaling H1+H2
Herhaling H1+H2
1 / 31
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Economie
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 4
In deze les zitten
31 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Herhaling H1+H2
Slide 1 - Tekstslide
Spelregels
Kladpapier en rekenmachine toegestaan
Wees
STIL
tijdens het beantwoorden van de vragen
Maak het voor jezelf, zo weet je waar je staat
Het is geen wedstrijd
Willekeurige vragen uit H1 en H2
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een kenmerk van een schaars goed?
A
Gratis voor iedereen
B
Het is zeldzaam
C
Er zijn productiemiddelen voor nodig om te maken
D
Deze zijn niet altijd verkrijgbaar, dit hangt af van het seizoen
Slide 3 - Quizvraag
Waar staat de afkorting CBS voor?
A
Centraal Boeven Systeem
B
Centraal Bureau voor Stichtingen
C
Centraal Bureau voor Statistiek
Slide 4 - Quizvraag
Een trui van €70,- is in de aanbieding met 40% korting. Wat kost de trui?
Slide 5 - Open vraag
In jaar Y zijn de lonen met 4,5% gestegen. De inflatie was 3%.
Wat is de reële verandering?
A
7,5%
B
1,5%
C
4,5%
D
1%
Slide 6 - Quizvraag
Kwam er tussen 2015 en
2020 deflatie voor in
Nederland? Leg uit!
Slide 7 - Open vraag
Je brutoloon is wat je maandelijks op je rekening gestort krijgt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
De appels kosten vorige week €1,55 p/kg. Deze week zijn ze 6% duurder.
Wat kost een kg appels nu?
A
€1,60
B
€1,64
C
€1,65
D
€1,68
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent inflatie?
A
Algemene prijsstijging van goederen en diensten
B
Algemene prijspeil gaat stijgt
C
De prijzen van bepaalde goederen stijgen
Slide 10 - Quizvraag
Je hebt een brutoloon van € 1.966 per maand. Je krijgt 1,8% loonsverhoging.
Bereken je nieuwe brutoloon.
Slide 11 - Open vraag
Een bedrijf heeft 160 werknemers. Drie jaar later zijn dat er 184.
Met hoeveel % is het aantal gestegen?
A
10%
B
20%
C
15%
D
25%
Slide 12 - Quizvraag
Inkomen uit arbeid en bezit
(zoals loon, rente, pacht, huur) van alle inwoners noemen we
A
Nominaal inkomen
B
Nationaal inkomen
C
Reëel inkomen
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer de prijzen stijgen en de inkomens gelijk blijven neemt de koopkracht toe
Dat is waar
Dat is niet waar
Slide 14 - Poll
Op de helft!
Hoe gingen de afgelopen 14 vragen?
Goed! Ik wist alles nog
Prima, ik wist bijna alles nog
Ik moest soms wel even nadenken
Er is best veel weggezakt
Niets van dit alles kwam mij bekend voor
Slide 15 - Poll
Joris verdient €175,- per maand.
Wat verdient hij per jaar?
A
€1.750,-
B
€2.000,-
C
€2.100,-
D
€1.200,-
Slide 16 - Quizvraag
Je kunt sparen voor een doel, uit voorzorg of voor rente.
Hoe noemen we deze redenen?
A
Spaarredenen
B
Spaarmotieven
C
Spaardoelen
Slide 17 - Quizvraag
De bank geeft 0,2% rente, de inflatie is 1%
De koopkracht van je spaargeld:
A
Stijgt met 1%
B
Stijgt met 0,8%
C
Daalt met 1%
D
Daalt met 0,8%
Slide 18 - Quizvraag
Vaste lasten
Slide 19 - Woordweb
Wat zijn de functies van geld?
Er zijn meerdere antwoorden goed!
A
Afrekenmiddel
B
Rekenmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel
Slide 20 - Quizvraag
De lening die je doet om een huis te kopen noemen we
Slide 21 - Open vraag
Leendert heeft een lening van €5.000-, uitstaan tegen 1,1% rente. Hoeveel rente betaald hij per jaar?
A
€50,-
B
€500,-
C
€55,-
D
€75,-
Slide 22 - Quizvraag
Je hebt een hypotheek van €360.000,- afgesloten tegen 2,25% rente per jaar.
Bereken de rente per maand
Slide 23 - Open vraag
Een lening met een vaste looptijd, vaste rente noemen we een
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Salariskrediet
Slide 24 - Quizvraag
Wanneer de rente daalt is het .... om te sparen en .... om te lenen
(gunstiger/minder gunstig)
Slide 25 - Open vraag
Je hebt een maandsalaris van €3.240,-
Wat verdien je per week?
Slide 26 - Open vraag
Incidentele uitgaven
Slide 27 - Woordweb
Geld dat mensen op hun rekening hebben staan noemen we
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 28 - Quizvraag
Hoe noem je overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven?
A
Budgetplan
B
Begroting
C
Geldstroomoverzicht
D
Cashflow
Slide 29 - Quizvraag
Hoe ging de 2e set vragen?
0
100
Slide 30 - Poll
Waar sta je nu?
Voor de volgende les:
H3.1
Neem je spullen mee
Slide 31 - Tekstslide