Functies van de genitivus
1) aangeven van bezit (dus net als in het Latijn)
* ἡ οἰκιά τοῦ φίλου
* ἡ οἰκία ἡ τοῦ φίλου = het huis van de vriend
* ἡ τοῦ φίλου οἰκία
2) vaste naamval bij bepaalde voorzetsels
* ἀπὸ τῆς μάχης = van(af) de strijd (in woordenlijst staat + gen.)
3) vaste naamval voor het lijd. vw. bij bepaalde werkwoorden (+ gen.)
* ὁ Ἡρακλῆς ἀκούει τοῦ φίλου = Herakles luistert naar zijn vriend.