Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
Werkwoorden Lowan Het Huis
Werkwoorden
Lowan
het huis
1 / 26
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
In deze les zitten
26 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkwoorden
Lowan
het huis
Slide 1 - Tekstslide
blijven
ik blijf
jij blijft
hij blijft
zij blijft
wij blijven
jullie blijven
zij blijven
wonen
ik woon
jij woont
hij woont
zij woont
wij wonen
jullie wonen
zij wonen
Slide 2 - Tekstslide
slapen
ik slaap
jij slaapt
hij slaapt
zij slaapt
wij slapen
jullie slapen
zij slapen
opruimen
ik ruim op
jij ruimt op
hij ruimt op
zij ruimt op
wij ruimen op
jullie ruimen op
zij ruimen op
Slide 3 - Tekstslide
verhuizen
ik verhuis
jij verhuist
hij verhuist
zij verhuist
wij verhuizen
jullie verhuizen
zij verhuizen
schoonmaken
ik maak schoon
jij maakt schoon
hij maakt schoon
zij maakt schoon
wij maken schoon
jullie maken schoon
zij maken schoon
Slide 4 - Tekstslide
wassen
ik was
jij wast
hij wast
zij wast
wij wassen
jullie wassen
zij wassen
opstaan
ik sta op
jij staat op
hij staat op
zij staat op
wij staan op
jullie staan op
zij staan op
Slide 5 - Tekstslide
strijken
ik strijk
jij strijkt
hij strijkt
zij strijkt
wij strijken
jullie strijken
zij strijken
zijn
ik ben
jij bent
hij is
zij is
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
Slide 6 - Tekstslide
ik
hij
woon
blijf
woont
blijft
Slide 7 - Sleepvraag
wij
hij
ruimen op
slapen
slaapt
ruimt op
Slide 8 - Sleepvraag
ik
jij
maakt schoon
verhuist
maak schoon
verhuis
Slide 9 - Sleepvraag
jij
jullie
wassen
staan op
wast
staat op
Slide 10 - Sleepvraag
ik
jij
strijk
strijkt
bent
ben
Slide 11 - Sleepvraag
ik
A
woon
B
woont
Slide 12 - Quizvraag
ik
A
verhuizen
B
verhuis
Slide 13 - Quizvraag
ik
A
strijkt
B
strijk
Slide 14 - Quizvraag
ik
A
ben
B
zijn
Slide 15 - Quizvraag
jij
A
woont
B
wonen
Slide 16 - Quizvraag
jij
A
verhuizen
B
verhuist
Slide 17 - Quizvraag
jij
A
schoonmaken
B
maakt schoon
Slide 18 - Quizvraag
jij
A
bent
B
zijn
Slide 19 - Quizvraag
hij
A
slapen
B
slaapt
Slide 20 - Quizvraag
hij
A
strijken
B
strijkt
Slide 21 - Quizvraag
wij
A
slapen
B
slaapt
Slide 22 - Quizvraag
wij
A
opruimen
B
ruimen op
Slide 23 - Quizvraag
jullie
A
doen het goed!
B
doe het goed!
Slide 24 - Quizvraag
Opdracht bij de spinner:
Noem de juiste vorm van het werkwoord!
Docent noemt:
ik of jij, hij, zij, wij, jullie, zij.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide