In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Woordjes leren... Hoe dan?
Slide 1 - Tekstslide
In deze LessonUp:
Leer je over SMART leren;
Leer je waarom voelen, zien, horen en spreken zo belangrijk zijn bij het leren van woorden;
Maak je kennis met verschillende manieren om woorden te leren.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe leer jij je woorden?
Slide 3 - Woordweb
Welke zintuigen gebruik jij wanneer je woorden leert?
Slide 4 - Open vraag
Manieren van leren
Er is niet 1 manier van leren die voor iedereen werkt.
De kunst van leren is om de manier te zoeken die het beste bij jou past.
Slide 5 - Tekstslide
Zintuigen & leren
Hoe meer zintuigen je gebruikt, des te beter blijven woordjes in je hoofd zitten. Probeer dus niet alleen maar te lezen (zien), maar ook te spreken (spreken & horen), te schrijven (voelen) en misschien zelfs te voelen.
Slide 6 - Tekstslide
Digitaal vs schrijven
Bij het schrijven van woorden onthouden je hersenen de beweging die je hand maakt.
Digitaal kost minder voorbereidingstijd (?)
Schrijf altijd je woorden!
Slide 7 - Tekstslide
SMART-leren
Stel altijd een doel voordat je gaat leren:
Wat ga je leren? (bv het eerste rijtje van bron A)
Hoe lang ga je dit leren? (bv 5 minuten)
Hoe ga je controleren of je je leerdoel hebt gehaald? (laat je overhoren, overhoor jezelf etc.)
Slide 8 - Tekstslide
Blaadje erop en gaan!
Pak een wit vel papier (A4 of A5)
Vouw het dubbel tot het papier precies het rijtje woorden bedekt dat je moet leren.
Ga jezelf direct overhoren. Overhoor jezelf maximaal per 7 woorden. Stel voor jezelf een doel. Wat wil ik leren, en hoeveel tijd krijg ik daarvoor?
Als je een woord niet weet, dan mag je spieken. Zeg het woord hardop.
Controleer na ieder woord of je het kende en zeg het hardop.
Heb je het rijtje van 7 woorden overhoord en had je er nog 1 of meer fout? Begin dan opnieuw totdat je het rijtje 3 keer achter elkaar goed had.
Mindmapping -ish
Let op: deze manier werkt niet bij alle woorden.
Pak een vel wit papier. Schrijf een woord op en maak er, in zo min mogelijk lijnen, een tekening van. Maak dus geen tekening in detail, maar houd het Stickman-stijl.
Deel de woorden in in categorieën. Zet de woorden uit dezelfde caegorieën bij elkaar, bijvoorbeeld: gerechten bij gerechten, winkels bij winkels, werkwoorden bij werkwoorden.