In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Formatieve toets hst 5
Cijfer telt niet mee voor je rapport.
Moet voldoende afgesloten worden anders herstelopdracht.
Bij rekenvragen altijd berekening vermelden.
Eenheid niet vergeten.
Heb je tijdens de toets problemen met Lessonup, laat dit je docent direct weten.
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen die afgetoetst worden:
Ik ken de grootheid dichtheid in combinatie met de juiste eenheden en symbolen.
Ik kan met de formule ρ = m / V de dichtheid berekenen.
Ik kan verklaren met de dichtheid wanneer een stof drijft, zweeft of zinkt in water.
Ik kan beschrijven wat de Duitse Hardheid (DH) is.
Ik kan de hardheid van water in mg/L berekenen aan de hand van het gegeven 1 DH = 7,1 mg/L.
Ik ken de scheidingsmethoden filtreren, bezinken/afgieten, extraheren, adsorberen, destilleren en indampen, weet op welk verschil in stofeigenschap ze berusten kan er een onderzoek mee uitvoeren.
Slide 2 - Tekstslide
Je hebt 0,5 liter van een bepaalde vloeistof. De massa van deze vloeistof is 460 gram.
Bereken de dichtheid.
Slide 3 - Open vraag
Hiernaast zie je een maatcilinder waar een blokje in wordt gedaan. De massa van het blokje is 22 gram. Bereken de dichtheid.
Slide 4 - Open vraag
Een stof heeft een dichtheid van 5,22 g/cm3 en een volume van 9,45 cm3.
Bereken de massa van deze stof.
Slide 5 - Open vraag
Je hebt 75 gram alcohol. Gebruik de afbeelding hiernaast om de dichtheid te achterhalen.
Bereken het volume van de alcohol.
Slide 6 - Open vraag
Op de afbeelding hiernaast zie je een dobber drijven op het water. Wat kun je zeggen over de dichtheid van de dobber?
A
Groter dan water
B
Kleiner dan water
C
Gelijk aan water
Slide 7 - Quizvraag
De dichtheid van ijzer is 7,8 g/cm3. Wat kun je zeggen over de totale dichtheid van het ijzeren schip ten opzichte van water?
A
Groter dan water
B
Kleiner dan water
C
Gelijk aan water
Slide 8 - Quizvraag
Een gouden ketting heeft een massa van 0,035 kg. De dichtheid van goud is 19,3 g/cm3. Bereken het volume.
A
0,035 : 19,3 = 0,0018 cm3
B
35 : 19,3 = 1,81 cm3
C
0,035 : 19,3 = 0,0018 g
D
35 : 19,3 = 1,81 g/cm3
Slide 9 - Quizvraag
0,1 kg zand heeft een volume van 62,5 cm3. Bereken de dichtheid van zand.
Slide 10 - Open vraag
Hiernaast zie je een afbeelding die gaat over de hardheid van het water in Amsterdam. Bereken de hoeveel Calcium in het water.
A
7.8 x 7,1 = 55,38 kg
B
7,8 x 7,1 = 55,38 mg
C
7,8 : 7,1 = 1,09 mg
D
7,8 : 7,1 = 1,09 g
Slide 11 - Quizvraag
Hiernaast zie je de hardheid van het water van 2 verschillende gemeenten.
In welke gemeente heb je meer wasmiddel nodig?
A
gemeente Weert
B
gemeente Kampen
C
beiden evenveel
D
niet te zeggen
Slide 12 - Quizvraag
Elke scheidingsmethode berust op een verschil in stofeigenschap. Sleep de eigenschappen naar je juiste scheidingsmethode.