les 22 september

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Programma

Herhaling vorige keer

Huiswerk, maken en checken

Uitleg over 1.4 en 1.6

Klassikaal maken en bespreken 1.5 som 1

Huiswerk maken

  Herhaling

a. nominale waarde:  

b. intrinsieke waarde :  

c.interne waarde: 

d. extern waarde: 

Directe en indirecte ruil. Voordelen en nadelen?

Huiswerk

Maak dit en kijk het zelf ook na

Paragraaf 3 4 t/m 10

Paragraaf 4 2 t/m 7 (4 niet)

Functies van geld

Ruilmiddel

Spaarmiddel

Rekenmiddel

Twee soorten geld

Chartaal geld

Giraal geld

Soorten geld

Geld op de bank waar je via je pinpas mee kunt betalen. Dus niet je geld op een spaarrekening.

(Giraal)

Munten & bankbiljetten

(Chartaal)

Rekenen met procenten

Reken de verandering uit.

Formule = Nieuw - Oud : oud x 100 =

Zakgeld is € 5,- en per volgende week is het € 5,25. Hoeveel % is deze gestegen?

Rekenen met procenten

Reken de verandering uit.

Nieuw - Oud : oud x 100 =

Zakgeld is € 5,- en per volgende week is het € 5,25. Hoeveel % is deze gestegen?

€ 5,25 - € 5,- : € 5,25 x 100 = 4,8%

Absolute verandering is € 0,25

Relatieve verandering is 4,8%

Reken uit

Frikandellen broodje kost € 0,95.

Volgende week in de aanbieding is dan kost deze € 0,75.

Hoeveel is de korting?

Absoluut en relatief?

Reken uit

Frikandellen broodje kost € 0,95.

Volgende week in de aanbieding is dan kost deze € 0,75.

Hoeveel is de korting?

Absoluut en relatief?

€ 0,95 - € 0,75 = € 0,20 : € 0,95 x 100 = € 21,05% 

Procentuele vergelijking

Frank verdient € 2000,-

Bram verdient € 2600,-

Hoeveel procent verdient Bram meer dan Frank?

Formule = Wat : Waarvan x 100 =

Het absolute verschil is € 600,-

Waarmee wil je het verschil vergelijken? met die van Frank

€ 600,- : € 2000,- x 100 = 30%

Controleren € 2000,- + 30% = € 2600,-

 

Nu maken klassikaal

Paragraaf 1.5 vraag 1

met 10 minuten nabespreken

huiswerk

Paragraaf 4 opdracht 8 t/m 12, vraag 9 niet!!!

Paragraaf 5 opdracht 3

Paragraaf 6 opdracht 6