Zet je spullen alvast klaar (laptop, inloggen science schrift, pen)
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Zet je spullen alvast klaar (laptop, inloggen science schrift, pen)
Slide 1 - Tekstslide
Week
Les 1
Les 2
48
-
Herhaling van thema 5
49
leerdoelen noteren
Oefentoets maken in de les
50
herhaling
oefentoets maken
51
laatste vragen
toets
52
vakantie
vakantie
Planning tot aan kerstvakantie:
Slide 2 - Tekstslide
Deze les:
Kort herhalen van thema 5
Tijd over? --> bezig met onderzoek afmaken + inleveren (voor dinsdagmiddag)
Slide 3 - Tekstslide
Keuze:
- Zelfstandig deze Lessonup doorwerken.
- Klassikaal deze Lessonup doorwerken.
Werk je zelfstandig dan is dit ook stil, je kunt geen vragen stellen
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet wat er met de grootheid kracht wordt bedoeld en wat kracht kan doen op een object.
Je kent het symbool van de grootheid kracht en je weet in welke eenheid deze gegeven wordt en wat hier de afkorting van is van deze eenheid.
Je weet dat een kracht altijd een aangrijpingspunt, een richting en een grootte heeft.
Je kunt deze drie eigenschappen van een kracht herkennen en zelf weergeven in een tekening.
Je kunt rekenen aan een krachttekening als er een schaal gegeven is (bijvoorbeeld 10 cm = 15 N) en ook een tekening maken als de kracht en de schaal gegeven is.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Een man duwt met een kracht van 100N tegen een karretje naar links. laat dit in een tekening zien. Schaal is 10N=1cm
Slide 7 - Open vraag
leerdoel
- Je weet wat de volgende soorten krachten zijn, wat het symbool van de kracht is, wat er zou gebeuren wanneer deze kracht er niet meer is en waar deze kracht zoal gevonden kan worden:
welke kracht is er aanwezig bij het mannetje die het karretje duwt? Welke kracht is er nog meer aanwezig (niet benoemd in vraag)?
Slide 9 - Open vraag
Leerdoelen
Je kent de eerste wet van Newton en kan deze in eigen woorden beschrijven en uitleggen aan een ander die deze wet niet kent.
Je weet wat er bedoeld wordt met een nettokracht op een object.
Je kunt in een tekening met verschillende krachten op één object beschrijven wat er met dit object zal gebeuren. Hierbij gebruik je de term nettokracht en de eerste wet van Newton op de juiste manier.
Je kunt aan de hand van een (incomplete) tekening en informatie over het wel of niet bewegen van een object, de krachttekening verder afmaken en uitleggen waarom het zo moet zijn. Je kunt beschrijven wat er met de normaalkracht wordt bedoeld, waar deze door ontstaat en je kan dit in een simpele krachtentekening duidelijk maken.
Slide 10 - Tekstslide
Nettokracht
Je hebt pas verandering in beweging als er nettokracht wordt uitgeoefend.
Bij stilstaande voorwerpen (of met een contstante snelheid) is nettokracht 0
Slide 11 - Tekstslide
wat is de nettokracht? (vorige afbeelding)
Bekijk de afbeelding hiernaast.
Bereken de nettokracht op het plaatje
Slide 12 - Open vraag
leerdoelen
Je weet wat de definitie is van de grootheid massa en hoe het komt dat massa overal in het universum gelijk is.
Je kunt de definitie van gewicht geven.
Slide 13 - Tekstslide
leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen massa en gewicht.
Slide 14 - Open vraag
Hoe reken je van massa --> gewicht?
Slide 15 - Woordweb
Berekeningen en afronden
Schrijf de gegevens op (met juiste eenheden)
Noteer de formule (verplicht!)
Vul de formule in en reken
Noteer het antwoord (met eenheid) en geef antwoord op de vraag
Tussen-antwoorden 3 decimalen
Eindantwoord 1 decimaal(tenzij anders genoemd)
Slide 16 - Tekstslide
massa en gewicht
1 kg = 9,81 N
Hier staat eigenlijk dat 1 kg aan massa een kracht ondervindt van 9,81 newton. (dat drukt je op de aarde, je ondervindt zwaartekracht)
Massa * zwaartekracht = gewicht
Massa * 9,81 = gewicht
Slide 17 - Tekstslide
Mijn zoontje heeft een massa van 14 kg, Hoe groot is de normaalkracht op de grond? (schrijf de berekening juist op)
Slide 18 - Open vraag
normaalkracht
Wat is normaalkracht ook al weer?
Slide 19 - Tekstslide
normaalkracht
Slide 20 - Woordweb
Derde wet van Newton
Als voorwerp A een kracht uitoefent op voorwerp B, dan oefent voorwerp B een even grote, maar tegengesteld gerichte kracht uit op voorwerp A.
Slide 21 - Tekstslide
Op de maan is de zwaartekracht minder dan op aarde, wat gebeurt er met de normaalkracht van mijn zoontje?
A
De massa blijft gelijk, dus normaalkracht ook
B
de zwaartekracht wordt anders, de normaalkracht heeft daar niets mee te maken
C
Omdat de zwaartekracht kleiner wordt, wordt de normaalkracht ook kleiner
D
Omdat de zwaartekracht kleiner wordt, wordt de normaalkracht juist groter.
Slide 22 - Quizvraag
leerdoelen
Je weet wat een dynamometer meet en je kunt de werking er van uitleggen, eventueel aan de hand van een tekening.
Je kent het symbool van de veerconstante en je weet in welke eenheid deze gegeven wordt en wat hier de afkorting van is van deze eenheid.
Je kent wet van Hooke en kan deze toepassen in vraagstukken.
Slide 23 - Tekstslide
wet van Hooke
Slide 24 - Tekstslide
Wet van Hooke:
Grootheid
Eenheid
Symbool
Veerkracht
N/m
L
Δ
m
Fveer
N
Veerconstante
k
verschil in lengte
Slide 25 - Sleepvraag
rekening houden met...
Vaak zie je in de vraagstelling staat:
Er hangt een massa van 150 gram aan. --> omrekenen naar Fveer (Fveer = Fgewicht)
Slide 26 - Tekstslide
2 formules die je nodig hebt:
Formule zwaartekracht berekenen
Formule: wet van Hooke
F = kracht
m = massa in kg
g = zwaartekrachtsterkte in N/kg = 9.81 op aarde
Fveer
k x L
Δ
Fveer = Veerkracht
k = veerconstante
Delta L = verschil in lengte
Slide 27 - Tekstslide
Pim heeft een veer met een veerconstante van 1,45 N/cm en je hebt er een massa van 0,3 kg aan hangen.
Wat is de uitrekking?
Tip:
--> noteer eerst de grootheden
--> reken eerst 0,3 kg om naar Fgewicht (fveer)
Slide 28 - Open vraag
Pim heeft een veer met een veerconstante van 1,45 N/cm en je hebt er een massa van 0,3 kg aan hangen. Wat is Fgewicht/Fveer?
A
2,943 N
B
3N
C
0,3 N
D
0,0306 N
Slide 29 - Quizvraag
Druk
- Je kunt in eigen woorden analyses maken die te maken hebben met druk (niet luchtdruk).
- Je kent de algemene formule voor druk (niet luchtdruk) en weet de betekenis van de gebruikte grootheden en kent de bijbehoorende eenheden.
- Je kunt aan objecten en situaties berekeningen uitvoeren met betrekking tot druk (niet luchdruk).
Slide 30 - Tekstslide
Je kunt een situatie krijgen waarin je moet voorspellen waar meer druk aanwezig is.
Slide 31 - Tekstslide
Waarom doet het geen pijn als je over een spijkermat loopt, terwijl 1 spijker wel pijn doet.
Slide 32 - Open vraag
formule gebruiken en toepassen
Slide 33 - Tekstslide
LET OP! hierbij ook massa omrekenen naar gewicht
Slide 34 - Tekstslide
een persoon heeft een massa van 50 kg. Hij heeft een voetoppervlak van 0,1 m2. Wat is de druk?