3.5 Moleculen

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

§3.5 Moleculen

Lesplanning:

1. Uitleg deeltjesmodel
2. opgave 65 t/m 69
3. Uitleg faseovergangen

Lesdoelen

Aan het einde van de les kan je...

• uitleggen wat de eigenschappen van moleculen zijn;
• fasen en faseovergangen beschrijven met het molecuulmodel.

       Moleculen

Moleculen.

• Zijn heel klein
• Bestaan uit atomen
• Een watermolecuul - H  O
  (2 atomen waterstof en 1 atoom zuurstof)

2

Moleculen

• Moleculen zijn altijd in beweging, behalve bij het absolute nulpunt 0 Kelvin.
• Als moleculen dicht tegen elkaar aan zitten, dan trekken ze elkaar aan.

Uitzetting

Als het warmer wordt gaan moleculen sneller bewegen.

Vast (s)                         Vloeibaar (l)                         Gas (g)

Vast

• De moleculen trekken elkaar
  heel sterk aan.
• Er zit weinig afstand tussen
  de moleculen.
•  De moleculen trillen op hun
  plaats.

Vloeibaar

• De moleculen trekken elkaar
    licht aan.
• Er zit wat afstand tussen de
   moleculen
• De moleculen trillen op hun
    plaats

Gasvormig

• De moleculen trekken elkaar
   nauwelijks aan.
• Er zit veel afstand tussen
    de moleculen.
• De moleculen vliegen alle kanten
    op.

Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje.

1. de moleculen van een stof veranderen niet
2. de moleculen van een stof bewegen
3. de moleculen van een stof trekken elkaar aan

Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje.

1. de moleculen van een stof veranderen niet
2. de moleculen van een stof bewegen
3. de moleculen van een stof trekken elkaar aan

Faseovergang

Bij een faseovergang
verandert de snelheid van de moleculen, de moleculen
veranderen niet. 

Welke faseovergang is hiernaast afgebeeld?

1. sublimeren
2. smelten
3. verdampen
4. rijpen

Welke faseovergang zie je in het plaatje?

1. Verdampen
2. Condenseren
3. Sublimeren
4. Koken

Welke faseovergang zie je op de afbeelding?

1. Verdampen
2. Smelten
3. Condenseren
4. Rijpen

Faseovergang

Bij een faseovergang
verandert de snelheid van de moleculen, de moleculen
veranderen niet. 

Phet

A is?

1. Vloeibaar
2. Gasvormig
3. Vast

B is?

1. Vloeibaar
2. Gasvormig
3. Vast

C is?

1. Vloeibaar
2. Gasvormig
3. Vast

In een vaste stof zitten de moleculen:

1. op hun eigen plek en bewegen niet
2. niet op een eigen plek omdat ze bewegen
3. op hun eigen plek maar bewegen
4. vast

In een vloeistof hebben de moleculen:

1. geen vaste plek
2. elk hun eigen plek
3. het gezellig en nooit dorst

De moleculen van een stof veranderen als de stof smelt

1. ja
2. nee

In een vloeistof trekken moleculen elkaar harder aan dan in een vaste stof

1. ja
2. nee

In een gas hebben de moleculen:

1. het warm
2. een sterke aantrekkingskracht tot elkaar
3. niets meer met elkaar te maken en bewegen ze vrij rond
4. een veel kleiner volume

De aantrekkingskracht tussen moleculen verandert als een stof smelt

1. ja
2. nee