- Herhaling 'Meer dan lezen' §1: onbekende woorden
Huiswerk
Meer dan lezen §1: opdracht 1, 2, 3 en 6
Leerdoelen:
- Ik weet op welke manieren ik de betekenis van een onbekend woord kan raden.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Goedemorgen klas 2C
Vandaag...
- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 1A
Vandaag...
- Stillezen
- Herhaling 'Meer dan lezen' §1: onbekende woorden
Huiswerk
Meer dan lezen §1: opdracht 1, 2, 3 en 6
Leerdoelen:
- Ik weet op welke manieren ik de betekenis van een onbekend woord kan raden.
Slide 1 - Tekstslide
timer
15:00
Slide 2 - Tekstslide
De context gebruiken
De 'context' zijn de woorden of zinnenrondom het nieuwe woord.
De context helpt je te raden wat het woord betekent:
- lees in dezelfde zin, lees de zin ervoor, lees de zin erna - lees in de andere (volgende) alinea
Slide 3 - Tekstslide
Wat betekent 'woordraadstrategie'?
Slide 4 - Open vraag
Woordraadstrategieën
- synoniem
- omschrijving
- voorbeeld
- tegenstelling*
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal
Slide 6 - Quizvraag
Synoniem voor: verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken
Slide 7 - Quizvraag
Synoniem voor: Mengen
A
weggooien
B
knoeien
C
regelen
D
mixen
Slide 8 - Quizvraag
Synoniem voor: detail
A
groot onderdeel
B
gedeelte
C
klein onderdeel
D
precies werk
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een synoniem van ontvreemden?
A
stelen
B
onbekenden
C
dieven
D
ontdekken
Slide 10 - Quizvraag
omschrijving van 'aanfluiting'
A
jaloezie
B
zin om aan iets deel te nemen
C
afgang; iets wat schandalig slecht is
D
heel boeiend. mooi of spannend
Slide 11 - Quizvraag
omschrijving van animo
A
aanplakbiljet
B
creatief; kunstzinnig
C
vermakelijk; grappig
D
zin om aan iets deel te nemen
Slide 12 - Quizvraag
omschrijving van 'puntjes op de i zetten'
A
alles overtreffen
B
iets helemaal af maken
C
openbare aandacht op iets vestigen
D
de beste speler zijn
Slide 13 - Quizvraag
'Ik heb drie biljetten van 50 euro.' Wat denk je dat het woord 'biljet' betekent?
A
bon
B
briefje
C
munt
Slide 14 - Quizvraag
Tijdens het concert is opnameapparatuur, zoals camera's en telefoons, verboden.
Slide 15 - Open vraag
Op nationale feestdagen, zoals Koningsdag en Bevrijdingsdag, hangen veel mensen de vlag uit.
Slide 16 - Open vraag
In ontwikkelingslanden zoals Congo, Malawi en Nepal heerst veel armoede
Slide 17 - Open vraag
Tegenstellingen Wat zijn dit?
A
Woorden met een tegenovergestelde betekenis.
B
Meningen die iets tegenspreken.
C
Woorden die hetzelfde of bijna hetzelfde betekenen.
D
De, het & een.
Slide 18 - Quizvraag
Welke woordjes geven aan dat er een tegenstelling volgt?
A
en , dus, omdat
B
maar, echter, toch
C
want, of, onder andere
D
ook, bovendien, tenslotte
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een tegenstelling van 'altijd'?
A
af en toe
B
soms
C
vaak
D
nooit
Slide 20 - Quizvraag
Wat is GEEN tegenstelling?
A
traag - langzaam
B
boven - onder
C
laag - hoog
D
gevaarlijk - veilig
Slide 21 - Quizvraag
En nu...
Maak van 'Meer dan lezen' §1
opdracht 1, 2, 3 en 6.
Lees de tekst steeds eerst aandachtig door!
Ga daarna pas naar de vragen.
Slide 22 - Tekstslide
Welke woordraadstrategieën ken je?
Slide 23 - Woordweb
woordraadstrategie 'synoniem'
Ken je een woord niet? Zoek naar een synoniem in een tekst.
Bijvoorbeeld: exact = precies
Hoe vind je een synoniem?
- lees in dezelfde zin, lees de zin ervoor, lees de zin erna
- lees in de andere (volgende) alinea
Slide 24 - Tekstslide
Synoniem
Synoniemen:
twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.
patat - friet
Slide 25 - Tekstslide
SYNONIEM - voorbeelden
zelfstandig - op zichzelf
chaos - puinhoop
boete - bekeuring
liegen - jokken
schrijver - auteur
Slide 26 - Tekstslide
Synoniem voor: meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar
Slide 27 - Quizvraag
woordraadstrategie 'omschrijving'
Met een omschrijving wordt uitgelegd wat een woord betekent.
Bij het vakantiehuis van de beroemde zanger lagen paparazzi op de loer. Deze op schandalen beluste, heel opdringerige persfotografen hoopten op een bijzondere foto.
Slide 28 - Tekstslide
Hoe zoek je dan een omschrijving? (1)
- Je vindt een omschrijving tussen haakjes of tussen komma’s.
Bijvoorbeeld: Vaak verschijnt een filmeditie, een uitgave van een boek met foto’s uit een daarnaar gemaakte film, nadat een boek verfilmd is.
Slide 29 - Tekstslide
Hoe zoek je dan een omschrijving? (2)
- Je vindt omschrijving in de volgende zin.
Bijvoorbeeld: Honderden ramptoeristen bezochten het overstroomde gebied. De hulpverleners hadden veel last van al die mensen die uit nieuwsgierigheid naar de ramp kwamen kijken.
Slide 30 - Tekstslide
Hoe zoek je dan een omschrijving? (3)
- Je vindt omschrijving in de vorige zin.
Bijvoorbeeld: Sommige popmuzikanten krijgen veel post van bewonderaars. Meestal beantwoorden ze hun fanmail niet zelf.
Slide 31 - Tekstslide
woordraadstrategie 'voorbeeld zoeken'
Kijk in de tekst of er voorbeelden gegeven worden,
waardoor je de betekenis kunt raden.
Voorbeelden herken je vaak aan woordjes als zoals, zo, (bij)voorbeeld, denk aan, neem nou, dubbele punt.
Ik hou van exotisch fruit, zoals ananas en mango.
Slide 32 - Tekstslide
"Sandra is gek op budosporten zoals judo en karate." Welke voorbeelden worden er genoemd?
Slide 33 - Open vraag
"Sandra is gek op budosporten zoals judo en karate." Waarvan zijn judo en karate voorbeelden?
Slide 34 - Open vraag
woordraadstrategie 'tegenstelling'
Na de volgende woorden volgt vaak een tegenstelling: maar, echter, toch, daarentegen.
– De oud-voetballer Arjen Robben woont nu in een riante villa, maar hij groeide op in een veel kleiner huis.
Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.