Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Landstede Groep
‹
Terug naar zoeken
3.4 arbeidsmarkt
3.4 arbeidsmarkt
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Economie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
75 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
3.4 arbeidsmarkt
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Hieronder staan vijf marktvormen. Geef van elke martkvorm aan of het gaat om een monopolie of een oligopolie
. Sleep de zinnen naar de juiste plek.
Monopolie
Oligopolie
Uitgifte van rijbewijzen
Internet
NS
Microsoft
Onderwijs
Slide 11 - Sleepvraag
Wat is een concrete markt?
A
Een markt waarin vraag en aanbieders elkaar virtueel ontmoeten.
B
Het geheel van vraag naar en aanbod van een goed of dienst.
C
Een markt waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
0
Slide 17 - Video
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Is arbeid een homogeen of een heterogeen product?
A
Homogeen
B
Heterogeen
Slide 20 - Quizvraag
De marktvorm die bij arbeidsmarkt hoort is
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Volkomen concurrentie
D
Monopolistische concurrentie
Slide 21 - Quizvraag
Een softwarebedrijf zoekt een grafisch ontwikkelaar. Ze hebben nog geen geschikte persoon kunnen vinden.
Aanbod van of vraag naar arbeid?
A
Aanbod
B
Vraag
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Als er veel aanbod van arbeid is, en weinig vraag naar arbeid. Wat gebeurt er met het loon?
A
uurloon stijgt
B
uurloon daalt
Slide 24 - Quizvraag
Noem een oorzaak van werkloosheid
Slide 25 - Woordweb
Slide 26 - Tekstslide
Bij werkloosheid is de vraag naar arbeid ...... dan het aanbod van arbeid
A
groter
B
kleiner
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Tijdens de crisis van 2008 waren veel mensen werkloos. Welke vorm van werkloosheid is dit?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
Slide 29 - Quizvraag
De autoindustrie werkt steeds meer met machines. Hierdoor ontstaat er meer werkeloosheid. Welke vorm is dit?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Waarom zou de overheid een minimumloon instellen?
Slide 33 - Open vraag
De werkgelegenheid bestaat uit:
A
Werkende zelfstandigen, werkenden en vacatures
B
Werkende zelfstandigen en werkenden.
C
Werkenden en vacatures.
D
Werkenden.
Slide 34 - Quizvraag
Waar bestaat het totale aanbod van arbeid uit?
A
arbeiders
B
werklozen
C
beroepsbevolking
D
alle werkenden
Slide 35 - Quizvraag
Als je een bijbaan zoekt, vorm jij dan het aanbod van arbeid of de vraag naar arbeid
A
vraag naar arbeid
B
aanbod van arbeid
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide