Landstede Groep

Hoofdletters en leestekens, laatste letter -d of -t

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1A!

Vandaag...
- Spelling par.1 en 2







Huiswerk deze week:
- Spelling par. 1: hoofdletters en leestekens
- Spelling par. 2: laatste letter -d of -t
Leerdoelen:
- Ik kan hoofdletters, punten, uitroeptekens en vraagtekens in zinnen correct toepassen.
- Ik kan hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken.
- Ik kan bepalen of ik aan het eind van een woord (geen pvtt) een -d of een -t moet schrijven


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1A!

Vandaag...
- Spelling par.1 en 2







Huiswerk deze week:
- Spelling par. 1: hoofdletters en leestekens
- Spelling par. 2: laatste letter -d of -t
Leerdoelen:
- Ik kan hoofdletters, punten, uitroeptekens en vraagtekens in zinnen correct toepassen.
- Ik kan hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken.
- Ik kan bepalen of ik aan het eind van een woord (geen pvtt) een -d of een -t moet schrijven


Slide 1 - Tekstslide

Interpunctie
goedemorgen iedereen hier hebben jullie lekker geslapen vannacht misschien slapen jullie nu nog wel een beetje het is tijd om wakker te worden de les nederlands is begonnen wie gaat er na schooltijd nog iets leuks doen of zijn jullie iedere dag druk met huiswerk houd je ook nog tijd over voor je sport of voor andere gezellige dingen nou deze tekst leest wel erg lastig vind je niet hoe zou dat nou toch komen

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens

Slide 3 - Tekstslide

Waarom gebruik je hoofdletters en leestekens?
A
Om de tekst beter leesbaar te maken.
B
Om de tekst belangrijker te laten lijken.
C
Om de les plechtiger te laten lijken.
D
Omdat een tekst er dan leuker uit ziet.

Slide 4 - Quizvraag


Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
Aan het begin van de zin.
B
Bij namen van mensen.
C
Bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken.
D
Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

Slide 5 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eiffeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eiffeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eiffeltoren.

Slide 6 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In noord-Brabant spreken ze brabants.
B
In Noord-Brabant spreken ze Brabants.
C
In Noord-Brabant spreken ze brabants.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is goed geschreven? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
5 kinderen gaan naar huis
B
5 kinderen gaan naar Huis.
C
5 Kinderen gaan naar huis.
D
5 kinderen gaan naar huis.

Slide 8 - Quizvraag


Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?
Dat heb je echt geweldig gedaan!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag


Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?
Het amsterdamse waterlooplein ligt in het centrum.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag


Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?
Cornald van der Meer woont in de brabantse gemeente Oisterwijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?


A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
Woon jij in Den Helder of in Schagen.
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen.

Slide 12 - Quizvraag

Ik weet nu wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken
A
100%
B
Ja, meestal
C
Het kan beter
D
Nou, ik twijfel nog steeds

Slide 13 - Quizvraag

En nu...
We lezen samen de theorie op blz. 228.

Maak daarna de opdrachten op blz. 228 en 229:
-opdracht 1 t/m 3 in je boek
-opdracht 4 en 5 in je schrift

Slide 14 - Tekstslide

Wat weet jij van de actualiteiten?








Slide 15 - Tekstslide

Laatste letter -d of -t?

Slide 16 - Tekstslide

Moet dit woord met een t of een d?
brandwond/brandwont
A
Brandwond
B
Brandwont

Slide 17 - Quizvraag

Moet dit woord met een t of een d?
asfalt/asfald
A
asfalt
B
asfald

Slide 18 - Quizvraag

Moet dit woord met een t of een d?
gewelt/geweld
A
gewelt
B
geweld

Slide 19 - Quizvraag

En nu...
We lezen samen de theorie op blz. 230.

Maak daarna de opdrachten op blz. 230 en 231.

Slide 20 - Tekstslide