Landstede Groep

DIKS thema 1 kennismaken - les 2 - zIjn/hebben + pers vnw

De les van vandaag
persoonlijke voornaamwoorden * personal pronouns

zijn/hebben * to be/ to have

spreken: klanken u/uu

spreken: beroepen

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De les van vandaag
persoonlijke voornaamwoorden * personal pronouns

zijn/hebben * to be/ to have

spreken: klanken u/uu

spreken: beroepen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke Voornaamwoorden

*personal pronouns

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tekst
Tekst
Tekst
ENKELVOUD
MEERVOUD
ik
jij
hij/zij/u
wij
jullie
zij

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De personen op de foto :
A
zij
B
ik
C
jij
D
hij

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vader
A
wij
B
jullie
C
hij
D
ik

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vriendin
A
zij
B
u
C
ik
D
hij

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vriend en ik
A
jullie
B
wij
C
ik
D
jij

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord 'zijn'
The verb 'to be'

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord zijn
bent
zijn
ben
zijn
is
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ..................... een jongen

(jongen = boy)
A
zijn
B
is
C
ben
D
bent

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij ....................... op school
A
bent
B
is
C
zijn
D
ben

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jullie .................... thuis

(thuis = at home)
A
zijn
B
is
C
bent
D
ben

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord 'hebben'
The verb 'to have'

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord hebben
hebben
hebt
hebben
heeft
heb
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij ................... een boek

(boek = book)
A
heeft
B
hebt
C
hebben
D
heb

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw Beerens ................... een boek

(mevrouw = mrs.)
A
hebt
B
heeft
C
hebben
D
heb

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ................... het koud

(koud = cold)
A
heb
B
heeft
C
hebt
D
hebben

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jij loopt / loop jij?
Hij is dokter > is hij dokter?
U bent aardig > bent u aardig?

Let op!
Je hebt een kat. Heb jij een kat?
Jij bent ziek. Ben jij ziek?

Bij een vraag verdwijnt de -t- achter het werkwoord van -jij-

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

................... jij een fiets?

(fiets = bicycle)
A
Heeft
B
Heb
C
Hebt
D
Hebben

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

............ jij ook op school ?
A
Bent
B
Ben
C
Is
D
Zijn

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

............ jij met mij mee?

(lopen = to walk)
A
Lop
B
Loopt
C
Loop
D
Lopen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spreken - klanken
De U en de UU

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

u - uu

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lus

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

???

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

muts

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

plus

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bukken

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lucht

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uu

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stuur

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vuur

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

minuut

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

???

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

???

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

???

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

???

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spreken - beroepen
Beroep / werk > profession / job

> Wat wil je later worden? (what do you want to become?)

> Welk beroep heb jij? (what profession do you have?)

KAHOOT

Slide 42 - Tekstslide

Welke talen spreek je?
Wat kan je goed?
Wat vind je van Nederland?
Wat vind je leuk om te doen?
Welk eten vind je lekker?
Welke kleur vind je mooi?
Hoe ga je naar school?
Wat vind je een mooie stad?
Welke sport doe je?
Op welke dag ben je jarig?
Heb je broers of zussen?
Beroepen in jouw geboorteland 
Spreken:
1. Welk beroep is populair?
2. Doen vrouwen en mannen dezelfde beroepen? 

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jouw droomberoep 
Schrijf op en vul aan:
1. Mijn droomberoep is...........
2. Met dit beroep.......... 
3. Ik vind dit beroep leuk, omdat.......
4. Het past bij mij, omdat........ 

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interview 
> Raad (guess) elkaars beroep door vragen te stellen. 
> Schrijf drie goede vragen op en stel ze aan de ander.
> Raad het beroep.
> De andere is aan de beurt.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies