Landstede Groep

Oefentoets marktvormen

Oefentoets marktvormen
Vandaag maken we een oefentoets over de marktvormen.
Dit is als voorbereiding op jullie examen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets marktvormen
Vandaag maken we een oefentoets over de marktvormen.
Dit is als voorbereiding op jullie examen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat komt er in deze oefen toets voor:
Hoofdstuk 1:
  • De marktstructuur
  • Info over de marktvormen

Hoofdstuk 2:
  • De marktvormen toepassen

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 1:
Concrete markt
Abstracte markt

Slide 3 - Sleepvraag

2. Sleep de goederen naar de juiste plek
Heterogene goederen

Homogene goederen
Elektriciteit
Frisdrank
Graan
Suiker
Auto
Geld
Melk

Slide 4 - Sleepvraag

3. De afzet van een bedrijf wordt in euro’s uitgedrukt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

4. Het begrip marktaandeel betekend:
A
Zijn afzet als percentage van het totale afzet.
B
Zijn omzet als percentage van het totale omzet.
C
Hoe hoger marktaandeel hoe MEER invloed op de prijs.
D
Hoe hoger marktaandeel hoe MINDER invloed op de prijs.

Slide 6 - Quizvraag

5. Gegeven zijn de volgende vraag en aanbodfunctie. Sleep op basis van deze vraag en aanbodfuncties de evenwichtsprijs (P) en evenwichtshoeveelheid (Q). Let op: je hoeft slechts 2 antwoorden te geven. 
Qv = -99P+6000         Qa = 71p-800
P
Q
28
30,59
1960
20
16
3960
2040
50
40

Slide 7 - Sleepvraag

6: Dit is GEEN kenmerk van een volkomen concurrentie:
A
Homogeen product
B
Lastige toetreding
C
Veel aanbieders
D
Transparante markt

Slide 8 - Quizvraag

7. Door middel van octrooien en patenten proberen bedrijven ervoor te zorgen dat ze alleenrecht houden
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 9 - Quizvraag

8. Deze marktvorm komt vooral voor bij de verkoop van homogene producten die gemakkelijk te verkopen zijn
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 10 - Quizvraag

9. Deze marktvorm kenmerkt zich door de hoge toetredingsdrempel, en door een beperkt aantal aanbieders
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 11 - Quizvraag

10. Binnen deze marktvorm is er een grote kans op kartelvorming
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 12 - Quizvraag

11. welke marktvorm?
A
Volledige mededinging
B
monopolistische concurrentie
C
oligopolie
D
monopolie

Slide 13 - Quizvraag

12. De prijs is:
A
30
B
25
C
weet ik niet
D
50

Slide 14 - Quizvraag

13. De kosten per
product zijn:
A
30
B
25
C
weet ik niet
D
50

Slide 15 - Quizvraag

14. De maximale winst
is:
A
125
B
500
C
625
D
1250

Slide 16 - Quizvraag

15:
Welke prijs komt hier tot stand?
A
70
B
80
C
90
D
100

Slide 17 - Quizvraag

16. Van welke marktvorm
spreken we hier?
A
Volledige mededinging
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 18 - Quizvraag

17: De prijs is hier €80.
Wat nog meer?
A
De marginale opbrengst (MO)
B
De gemiddeld totale kosten (GTK)
C
Gemiddeld variabele kosten (GVK)
D
De gemiddelde opbrengst (GO)

Slide 19 - Quizvraag

18: Wanneer de producent streeft naar
maximale winst. Maakt hij bij een prijs
van €80,- winst?

A
Nee
B
Ja wat zijn GTK zijn hier €50,-
C
Ja want zijn GTK zijn hier €70,-
D
Ja want zijn GTK zijn hier €55,-

Slide 20 - Quizvraag

19: Doordat er winst is treden er
meer aanbieders toe. De
aanbodlijn verschuift naar:
A
Evenredig naar links. De prijs stijgt.
B
Evenredig naar rechts. De prijs stijgt.
C
Evenredig naar links. De prijs daalt.
D
Evenredig naar rechts. De prijs daalt.

Slide 21 - Quizvraag

20: Bij de markt van volkomen-
concurrentie waar zou de prijs op langer
termijn eindigen?
A
Het middelde punt van zijn GVK=€45.-
B
De helft van zijn marginale kosten= €40.-
C
Het laagste punt van zijn GTK= €50.-

Slide 22 - Quizvraag

21. Wat past bij de marktvorm van monopolistische concurrentie:
A
Homogeen product
B
Hetrogeen product
C
Vaste prijs
D
Invloed op de prijs

Slide 23 - Quizvraag

22: Een monopolist kan door prijsdiscriminatie meer winst maken. Wat is hiervoor nodig?
A
Homogeen product
B
Geen onderlinge doorverkoop
C
Marktsegmenten
D
verschillende doelgroepen

Slide 24 - Quizvraag

23: Wat is de meest efficiënte marktvorm?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolie
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 25 - Quizvraag

Waarom is volkomen concurrentie de meest efficiënte marktvorm?

Slide 26 - Tekstslide

Einde oefentoets.

Slide 27 - Tekstslide